Omdat de kogelwerende vest deel uitmaakt van de functiekledij is de lokale politie Brugge verplicht om ieder niet-geüniformeerd operationeel personeelslid met buitendienst in het bezit te stellen van een discreet gedragen kogelwerende vest.
De lokale politie Brugge beschikt ook over een aantal discreet gedragen kogelwerende vesten voor collectief gebruik.
Een groot aantal van deze vesten (zowel van de persoonlijk toegewezen vesten als de collectieve) zijn aan vervanging toe omdat de ballistische platen vervallen zijn (> 10 jaar).
De aankoop van 30 discreet gedragen kogelwerende vesten - compleet met reservehoes en transporttas - wordt goedgekeurd. Deze zullen worden aangekocht bij de firma Seyntex NV, Seyntexlaan 1 te 8700 Tielt volgens de voorwaarden van het raamcontract.
De totale uitgave van 12.000,00 euro wordt benomen op begrotingsartikel 33030/744-51 BU2022 en wordt gefinancierd met eigen middelen.
Raadsleden Raf Reuse en Geert Van Tieghem komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Om het cameraschild van de politiezones van West-Vlaanderen nog beter te sluiten zal de lokale politie Brugge op haar grondgebied dit jaar 2 bijkomende ANPR systemen plaatsen.
Voor de aankoop van de ANPR systemen zal de lokale politie Brugge gebruik maken van de overheidsopdracht voor de implementatie, installatie en configuratie van een ANPR netwerk met bijhorende software van PZ Westkust.
De levering en plaatsing van 2 bijkomende ANPR systemen op Brugs grondgebied wordt goedgekeurd. Deze zullen geplaatst worden langs de Baron Ruzettelaan.
De 2 ANPR systemen worden aangekocht via de overheidsopdracht voor de implementatie, installatie en configuratie van een ANPR netwerk met bijhorende software van PZ Westkust bij de firma Jacops, Nijverheidslaan 31 te 8540 Deerlijk voor het totaal bedrag van 36.291,42 euro.
De uitgave van 36.291,42 euro btw inbegrepen, zal benomen worden op begrotingsartikel 33030/741-52 BU 2022 en wordt gefinancierd met eigen middelen.
Voor het onderhoudscontract dient jaarlijks 3.556,57 euro voorzien te worden. Dit bedrag is te benemen op artikel 33030/124-06 GU 2023 en volgende.
Raadsleden Raf Reuse, Stefaan Sintobin en Nele Caus komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Omdat er steeds meer en betere camera's komen voldoet de huidige server voor het beheer van het video management systeem niet meer. De lokale politie Brugge zal hiervoor een extra server aankopen.
Voor de aankoop van de server zal de lokale politie Brugge gebruik maken van de raamovereenkomst 2017 R3 212 van FORCMS.
De aankoop van een extra server voor het Video Management Systeem van de lokale politie Brugge wordt goedgekeurd. Deze zal worden aangekocht volgens de voorwaarden van de raamovereenkomst 2017 R3 212 van FORCMS bij de firma Equans Cities and Communities, Kontichsesteenweg 25 te 2630 Aartselaar voor het bedrag van 44.372,94 euro.
De uitgave van 44.372,94 euro btw inbegrepen, zal benomen worden op begrotingsartikel 33030/742-53 2022 BU en wordt gefinancierd met eigen middelen.
Om een stock van verouderd ICT-materiaal te vermijden zal de lokale politie Brugge het ICT-materiaal dat vervangen of aangevuld moet worden pas aankopen wanneer dit nodig is.
Voor de aankoop van informatica hardware met bijhorende software zal de lokale politie Brugge gebruik maken van de aankoopcentrale inzake ICT-infrastructuur van de stad Brugge.
De aankoop van informatica hardware met bijhorende software wordt goedgekeurd en zal aangekocht worden via de aankoopcentrale van de stad Brugge bij de firma Real Dolmen (BE 0429037235), Industriezone Zenneveld, A. Vaucampslaan 42 te 1654 Huizingen.
De uitgave van 50.000,00 euro, btw inbegrepen, zal benomen worden op begrotingsartikel 33030/742-53/2022 BU en wordt gefinancierd met eigen middelen.
Raadsleden Raf Reuse, Stefaan Sintobin en Nele Caus komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Om een blijvende goede werking van de bewakingscamera's te kunnen garanderen werden de camera's volgens leeftijd in 4 groepen verdeeld. De camera's uit groep 1 zullen dit jaar vervangen worden.
De gemeenteraad keurt het voorstel tot vervanging van een deel van de camera's voor camerabewaking van de politiegebouwen en het grondgebied van Brugge goed. Deze zullen vervangen worden volgens de voorwaarden van de raamovereenkomst 2017 R3 043.
De uitgave van 203.140,50 euro zal benomen worden op begrotingsartikel 33030/741-52 BU 2022 en wordt gefinancierd met eigen middelen.
De procedure tot aanwerving via mobiliteit (= categorie A)
Na het overmaken van de vacatures aan de dienst DGR DRP-P tot publicatie kunnen de personeelsleden van de geïntegreerde politie hun kandidaturen indienen. Na de benoeming door de gemeenteraad van de weerhouden kandidaten of bij delegatie door de Burgemeester, worden deze benoemingen gepubliceerd in het bulletin van het personeel (BPC). Het personeelslid betekent zijn beslissing om de betrekking al dan niet op te nemen aan DGR DRP-P, aan de overheden van vertrek en bestemming (binnen de 14 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van de betekening). Het benoemde personeelslid wordt in zijn nieuwe betrekking aangesteld op de eerste dag van de tweede referentieperiode volgend op zijn aanwijzing, tenzij anders bepaald.
Na een vruchteloze mobiliteitsronde (in de categorie A), kan de politiezone zich onmiddellijk formeel engageren voor een aanwerving via de aspirantenmobiliteit (in de categorie C).
Na een beslissing van de gemeenteraad over de deelname aan de mobiliteitscyclus voorbehouden aan de aspiranten-inspecteur, kunnen de openstaande plaatsen via de aspirantenmobiliteit bezorgd worden aan de algemene directie van de ondersteuning en het beheer. In het begin van de basisopleiding wordt dan een mobiliteitscyclus georganiseerd die de betrekkingen uit de categorie C bevat.
De vacante plaatsen
Operationeel kader:
Officierenkader: 4 plaatsen commissaris van politie
- 1 plaats adjunct-diensthoofd verkeer (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats adjunct-diensthoofd coördinatie operaties (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats diensthoofd beleidsontwikkeling en documentatie (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats adjunct-regiohoofd (met mobiliteitsreserve)
Middenkader: 5 plaatsen hoofdinspecteur van politie
- 3 plaatsen teamcoach terrein regio (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats teamcoach recherche - tewerkstelling LCCU - HINP met bijzondere specialisatie ICT (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats onderzoeker (met mobiliteitsreserve)
Basiskader: 20 plaatsen inspecteur van politie
- 1 plaats teamlid back-office aangifte-onthaal (met mobiliteitsreserve)
- 2 plaatsen teamlid aangifte-onthaal (met mobiliteitsreserve)
- 4 plaatsen teamlid regio (met mobiliteitsreserve)
- 2 plaatsen teamlid interventie (met mobiliteitsreserve)
- 4 plaatsen wijkinspecteur (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats teamlid verkeersbelemmeringen (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats teamlid dispatching (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
- 2 plaatsen teamlid TOOP (met mobiliteitsreserve)
- 2 plaatsen teamlid Task FORCE (met mobiliteitsreserve)
- 1 plaats rechercheur (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
De selectiecommissie en de -modaliteiten
Operationeel kader:
Selectiecommissie: CP Adjunct-diensthoofd verkeer (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer - vervanger: Commissaris van politie Wouter ROMMEL, regiohoofd.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Commissaris van politie Reinhilde MATTHIJS, diensthoofd HR-ontwikkeling en welzijn.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Eerste Commissaris van politie Alain STRUBBE, diensthoofd verkeer - vervanger: Commissaris van politie Wouter ROMMEL, regiohoofd.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Directiesecretaris Sophie CHRISTIAENS, directiesecretaris - vervanger: Adviseur Marie DE ROOVER, adjunct-diensthoofd HR-beheer.
Er is geen vrouwelijk personeelslid met de vereiste kwalificaties beschikbaar.
Selectiecommissie: CP Adjunct-diensthoofd coördinatie operaties - cybercrime (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Commissaris van politie Franky LYCKE, regiohoofd.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer - vervanger: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Commissaris van politie Reinhilde MATTHIJS, diensthoofd HR-ontwikkeling en welzijn.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties - vervanger: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Adviseur Marie DE ROOVER, adjunct-diensthoofd HR-beheer - vervanger: Directiesecretaris Sophie CHRISTIAENS, directiesecretaris.
Selectiecommissie: CP Diensthoofd beleidsontwikkeling en documentatie (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer - vervanger: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Commissaris van politie Reinhilde MATTHIJS, diensthoofd HR-ontwikkeling en welzijn.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Eerste Adviseur Lieven DUYCK, beleidsontwikkelaar - vervanger: Directiesecretaris Sophie CHRISTIAENS, directiesecretaris.
Selectiecommissie: CP Adjunct-regiohoofd (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer - vervanger: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Commissaris van politie Reinhilde MATTHIJS, diensthoofd HR-ontwikkeling en welzijn.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Commissaris van politie An-Sofie HATSE, regiohoofd - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Adviseur Marie DE ROOVER, adjunct-diensthoofd HR-beheer - vervanger: Directiesecretaris Sophie CHRISTIAENS, directiesecretaris.
Selectiecommissie: HINP Teamcoach terrein regio (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Commissaris van politie Jordy HAVERBEKE, regiohoofd.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Hoofdinspecteur van politie Lien NAESSENS, teamcoach terrein regio - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Lieselot CLINCKE, teamcoach terrein regio.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Stefanie BRAET, teammedewerker regio - vervanger: Assistent Michael DESMEDT, teammedewerker HR-beheer.
Selectiecommissie: HINP Teamcoach recherche - HINP met bijzondere specialisatie ICT - tewerkstelling LCCU (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties en regiowerking.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie ICT Jack DEWAELE, teamcoach recherche LCCU - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Tony CRAENHALS, teamcoach recherche.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS - vervanger: Eerste Assistent Sarah BEKAERT, teammedewerker HR-ontwikkeling en welzijn.
Selectiecommissie: HINP Onderzoeker (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Eerste Hoofdcommissaris van politie Dirk VAN NUFFEL, korpschef - vervanger: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Hoofdcommissaris van politie Yves ROTTY, directeur operaties - vervanger: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Eerste Hoofdinspecteur van politie Christophe VERNIMMEN, onderzoeker - vervanger: Eerste Hoofdinspecteur van politie Franky DE MEYER, onderzoeker.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Kelly BLEYAERT, teammedewerker verkeersbelemmeringen - vervanger: Eerste Assistent Fabienne VERHAGEN, teammedewerker HR-beheer.
Selectiecommissie: INP Teamlid back-office aangifte/onthaal (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Koen GOUWY, diensthoofd interventiebeheer en operationele steun - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Hoofdinspecteur van politie Wendy VAN DAMME, teamcoach aangifte/onthaal - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Wouter SABBE, teamcoach interventiebeheer/wachtofficier.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS - vervanger: Assistent Stefanie BRAET, teammedewerker regio.
Selectiecommissie: INP Teamlid aangifte/onthaal (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Koen GOUWY, diensthoofd interventiebeheer en operationele steun - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Hoofdinspecteur van politie Wendy VAN DAMME, teamcoach aangifte/onthaal - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Wouter SABBE, teamcoach interventiebeheer/wachtofficier.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Stefanie BRAET, teammedewerker regio - vervanger: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS.
Selectiecommissie: INP Teamlid regio (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Jordy HAVERBEKE, regiohoofd - vervanger: Commissaris van politie An-Sofie HATSE, regiohoofd.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Inspecteur van politie Josephine LOYSON, teamlid regio - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Sofie DESPIEGELAERE, teamcoach terrein regio.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Eerste Assistent Sarah BEKAERT, teammedewerker HR-ontwikkeling en welzijn - vervanger: Assistent Michael DESMEDT, teammedewerker HR-beheer.
Selectiecommissie: INP Teamlid interventie (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Koen GOUWY, diensthoofd interventiebeheer en operationele steun - vervanger: Commissaris van politie An-Sofie HATSE, regiohoofd.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Hoofdinspecteur van politie Karen DANIELS, teamcoach interventiebeheer/wachtofficier - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Wesley DHOORE, teamcoach interventiebeheer/wachtofficier.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Sam VANDENBORRE, teammedewerker verkeerstechniek - vervanger: Assistent Stefanie BRAET, teammedewerker regio.
Selectiecommissie: INP Wijkinspecteur (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie An-Sofie HATSE, regiohoofd - vervanger: Commissaris van politie Jordy HAVERBEKE, regiohoofd.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Inspecteur van politie Mieke DEKETELAERE, wijkinspecteur - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Tom MAERTENS, teamcoach terrein regio.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS - vervanger: Assistent Charlotte GEEROLF, teammedewerker LIK.
Selectiecommissie: INP Teamlid verkeersbelemmeringen (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Eerste Commissaris van politie Alain STRUBBE, diensthoofd verkeer - vervanger: Commissaris van politie Wouter ROMMEL, regiohoofd.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Eerste Inspecteur van politie Henk VANDEN EYNDE, teamlid verkeerstechniek - vervanger: Inspecteur van politie Valerie HENNAERT, teamlid verkeersbelemmeringen.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Kelly BLEYAERT, teammedewerker verkeersbelemmeringen - vervanger: Eerste Assistent Annelies HILLEWAERT, teammedewerker verkeershandhaving.
Er is geen vrouwelijk personeelslid met de vereiste kwalificaties beschikbaar.
Selectiecommissie: INP Teamlid dispatching (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Koen GOUWY, diensthoofd interventiebeheer en operationele steun - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Eerste Inspecteur van politie Ellen VAN PAEMEL, teamlid dispatching - vervanger: Eerste Inspecteur van politie Katia GOSSAERT, teamlid dispatching.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Sam VANDENBORRE, teammedewerker verkeerstechniek - vervanger: Assistent Stijn WACKENIER, teammedewerker facilitair beheer.
Selectiecommissie: INP Teamlid TOOP (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Koen GOUWY, diensthoofd interventiebeheer en operationele steun - vervanger: Commissaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Inspecteur van politie Florence VAN DYCK, patrouillehondengeleider - vervanger: Eerste Inspecteur van politie Muriel VAN DAELE, teamlid TOOP.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Kelly BLEYAERT, teammedewerker verkeersbelemmeringen- vervanger: Eerste Assistent Fabienne VERHAGEN, teammedewerker HR-beheer.
Selectiecommissie: INP Teamlid Task FORCE (met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Jordy HAVERBEKE, regiohoofd - vervanger: Commisssaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Eerste Inspecteur van politie Anouchka GOETHALS, teamlid Task FORCE - vervanger: Hoofdinspecteur van politie Tom MAERTENS, teamcoach terrein regio.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS - vervanger: Assistent Stijn WACKENIER, teammedewerker facilitair beheer.
Selectiecommissie: INP Rechercheur (gespecialiseerde functie, met mobiliteitsreserve)
De voorzitter: Hoofdcommissaris van politie Guy VINCKE, directeur beheer - vervanger: Eerste Hoofdcommissaris van politie William VAN SEVEREN, directeur verkeer.
Officier van een korps van de Lokale Politie: Commissaris van politie Leen GHEYLE, diensthoofd recherche - vervanger: Commisssaris van politie Sofie SENESAEL, diensthoofd coördinatie directie operaties.
Een personeelslid van het operationeel kader van een korps van de Lokale Politie dat ten minste bekleed is met de graad die overeenstemt met de bij mobiliteit te begeven betrekking: Inspecteur van politie Ruben DE JONGHE, rechercheur - vervanger: Inspecteur van politie Jeroen DE WEERDT, rechercheur.
Een secretaris zonder beraadslagende stem: Assistent Charlotte DERMUL, teammedewerker COPS - vervanger: Assistent Stijn WACKENIER, teammedewerker facilitair beheer.
Voor de opengestelde functies binnen het officierenkader wordt aan de kandidaten voorafgaand gevraagd om een paper op te stellen die tijdens het interview zal worden verdedigd. De paper is adviserend. Naast het selectie-interview en de adviserende paper wordt voorafgaand een aantal adviserende competentiegerichte proeven afgenomen.
Voor de opengestelde functie binnen het officierenkader worden de namen van de kandidaten officieren voor de Lokale Politie Brugge schriftelijk ter kennis gebracht aan de Procureur-Generaal bij het Hof van Beroep te Gent, conform artikel 54, tweede lid van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
De plaatselijke selectiecommissie voor officieren van de Lokale Politie kan een beroep doen op extern deskundigen die beslagen zijn in één of meer aangelegenheden die verband houden met de te begeven betrekking en/of een ervaring kunnen aantonen van tenminste vijf jaar in het domein met betrekking tot de functiebeschrijving van de betrokken betrekking (art. 18 KB Mob).
Voor de opengestelde functies binnen het middenkader wordt naast het selectie-interview voorafgaand een aantal adviserende competentiegerichte proeven en een adviserende vergelijkende kennistest afgenomen. Deze dienen verplicht afgenomen te worden vooraleer door te gaan naar het gedragsinterview.
Voor de opengestelde gespecialiseerde functie (vermeld in de tabel I van de bijlage 19 PRPol) binnen het middenkader van teamcoach recherche tewerkstelling LCCU HINP met bijzondere specialisatie ICT (met vergoeding voor werkelijke onderzoekskosten - vermeld in de tabel I van de bijlage 19 RPPol) dient bijkomend vermeld te worden dat de kandidaten in het bezit van het bedoelde brevet voorrang genieten tot de gespecialiseerde functie. Niet-brevethouders mogen ook solliciteren en verbinden zich ertoe de specifieke opleiding te zullen volgen. Het personeelslid dat geen voldoening geeft tijdens de stage of opleiding die voorvloeit uit zijn/haar aanwijzing in een gespecialiseerde betrekking, wordt herplaatst naar zijn/haar functie.
Voor alle opengestelde functies binnen het basiskader worden competentiegerichte proeven, waaronder in ieder geval een gedragsgericht interview tijdens de selectiecommissie afgenomen.
Voor de gespecialiseerde functie binnen het basiskader van wijkinspecteur, teamlid dispatching en rechercheur verbindt iedere geslaagde kandidaat die niet in het bezit is van het brevet vermeld in de tabel I van de bjlage 19 RPPol zich ertoe de specifieke opleiding te volgen. Het personeelslid dat geen voldoening geeft tijdens de stage of opleiding die voortvloeit uit zijn/haar aanwijzing in een gespecialiseerde betrefkking, kan worden herplaatst in een andere functie in hetzelfde kader, bijkomend dient vermeld te worden dat kandidaten in het bezit van het bedoelde brevet voorrang genieten tot de gespecialiseerde functie van wijkinspecteur, teamlid dispatching en rechercheur. Brevethouders genieten voorrang.
De gemeenteraad keurt de vacantverklaring en de selectieprocedure in het kader van de tweede mobiliteitscyclus - dienstjaar 2022 goed.
De selectiemodaliteiten worden als volgt vastgelegd:
De tijdelijke politieverordening dient goedgekeurd te worden door de gemeenteraad.
De tijdelijke politieverordening betreffende het verkeer en de handhaving van de openbare orde en rust naar aanleiding van de Heilig Bloedprocessie wordt goedgekeurd.
Raadsleden Janos Braem, Geert Van Tieghem, Stefaan Sintobin en Pol Van Den Driessche komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Een beloning voor Bruggelingen die hun auto wegdoen is een duidelijk en krachtig signaal dat Stad Brugge haar klimaatambities waar wil maken. Het is een signaal dat de fiets, het openbaar vervoer en deelwagens de vervoersmodi van de toekomst zijn. De maatregel past ook binnen andere lopend beleid (bijvoorbeeld schrappen van parkeerplaatsen in de binnenstad) en werd letterlijk opgenomen in het Brugs klimaatplan 2030 [1].
Een beloning voor het inleveren van de nummerplaat is echter veel meer dan een symbolische actie. Door het belonen met een mobiliteitsbudget worden Bruggelingen ook op een directe manier gestimuleerd om kennis te maken met nieuwe modi zoals elektrische fietsen of (elektrische) deelwagens. Daarnaast is het uiteraard ook een onrechtstreekse ondersteuning voor aanbieders van deelmobiliteit en lokale fietshandelaars. Voor deze spelers is het een interessant duwtje in de rug, wat het aanbod in Brugge alleen maar ten goede komt.
Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 500 euro per geschrapte nummerplaat.
De subsidie kan enkel bekomen worden wanneer men reeds geïnvesteerd heeft in andere vervoersmodi (bijvoorbeeld een fiets gekocht). De aankopen moeten bewezen worden via facturen. In een eerste fase lijken drie types tegemoetkoming erg interessant voor Stad Brugge:
- Aankopen van een (elektrische)(bak-)fiets. Dit past ook binnen de profilering van de stad als fietsstad. Er zijn grote ambities om iedereen aan het fietsen te krijgen en met de FR30 komt er een interessante route bij voor bewoners en pendelaars.
- Een terugbetaling van het abonnement op het openbaar vervoer. Een trein- of busabonnement zijn zeker voor minder mobiele Bruggelingen een interessant alternatief voor de personenwagen.
- Een terugbetaling van de instapkosten voor deelplatformen (Cambio, Coopstroom, Bluebike,...), aangevuld met een aantal ritten/credits. Deelmobiliteit moet echt ervaren kunnen worden om een succesverhaal te worden. Door het terugbetalen van de inschrijvingskosten wordt alvast één grote drempel weggenomen. Hoe meer mensen (auto-)delen in Brugge, hoe meer deelwagens en-fietsen er zullen rondrijden en hoe meer visibiliteit.
Ook een combinatie van bovenstaande tegemoetkomingen is mogelijk, zolang het maximumbedrag van 500 euro niet overschreden wordt. Op termijn kunnen ook andere vormen van tegemoetkoming verkend worden.
In het budget van de Dienst Mobiliteit is hiervoor 25.000 euro voorzien per jaar van 2022 tot 2025. In totaliteit is er dus 100.000 euro voorzien in het meerjarenplan, goed voor het schrappen van 200 nummerplaten.
Beknopt subsidiereglement
Procedure
Aanvraag: De subsidieaanvraag wordt ingediend door de natuurlijke persoon die de nummerplaat liet schrappen. De aanvragen worden via het webformulier op de stedelijke website ingediend, maximaal 12 maanden na het schrappen van de nummerplaat. De nodige documenten (schrappingsbewijs DIV, kopie van het inschrijvingsbewijs,…) worden aangeleverd. De aanvragen worden chronologisch opgevolgd, waarbij de eerste indieners voorrang krijgen. De aanvraag moet vergezeld zijn van de vereiste handtekeningen en factuur/facturen. Waar nodig en wanneer gevraagd kunnen extra bijlagen aan dit aanvraagformulier toegevoegd worden ter verduidelijking van de aanvraag.
Beoordeling: De Dienst Mobiliteit beoordeelt de aanvraag en vraagt bijkomende bewijsstukken op indien nodig. De Dienst Mobiliteit adviseert het college van burgemeester en schepenen over het al dan niet toekennen van de subsidie. Het college van burgemeester en schepenen neemt de beslissing tot al dan niet toekenning van de subsidie. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager en dit na uiterlijk 30 dagen.
Uitbetaling subsidie: De uitbetaling van de subsidie gebeurt door overschrijving op de post- of bankrekening van de aanvrager.
De gemeenteraad keurt het reglement inzake 'mobiliteitsbudget in ruil voor nummerplaat' goed.
Stad Brugge kiest ervoor om het aantal laadpalen pro-actief op te schalen. Zo wordt laadinfrastructuur voor de Bruggeling een hefboom en geen belemmering, om over te schakelen naar elektrisch rijden. Om aan de laadbehoeften van de toekomst te voldoen, is een slimme mix aan laadoplossingen noodzakelijk.
De stad zal samen met haar partners (MOW, Fluvius, Interparking,...) prioritair inzetten op een sterk netwerk publieke laadpalen, zowel bovengronds als ondergronds. De aanpak en visie werd beschreven in 2022_CBS_00030.
Semipublieke laadpalen bevinden zich op private parkeerterreinen van bedrijven (bijvoorbeeld parkings buurtwinkels, horeca,...) maar zijn minstens 10 uur per dag toegankelijk voor een breder publiek. Naast de publieke laadpalen (op het openbaar domein) zijn ook semipublieke laadpalen een interessante piste om onze doelstellingen te bereiken. Dit omwille van verschillende redenen:
Vanaf 2025 moeten alle parkeerterreinen met meer dan 20 parkeerplaatsen verplicht twee laadpunten voorzien. Op kleinere parkeerplaatsen geldt deze verplichting niet. Op deze locaties kunnen we het aantal semipublieke laadpalen versneld opdrijven door het geven van subsidies. Concreet stellen we voor om kleine ondernemingen (met maximaal 20 parkeerplaatsen - al zijn uitzonderingen mogelijk) een tegemoetkoming van 500 euro per laadpaal te geven wanneer deze minstens 10 uur per dag opengesteld wordt voor het brede publiek.
In het budget van de Dienst Mobiliteit is hiervoor 25.000 euro per jaar voorzien tot 2025. In totaliteit is er dus 100.000 euro voorzien in het meerjarenplan, goed voor 200 laadpalen. De focus van deze ondersteuning ligt op kleinere ondernemingen in of rond de binnenstad, waar de laadnood en uitdagingen het grootst zijn.
Beknopt subsidiereglement
Procedure
Aanvraag: De subsidieaanvraag gebeurt aan de hand van het daartoe bestemde aanvraagformulier verkrijgbaar via de website van de Stad Brugge. De ontvangstdatum van de subsidieaanvraag die volledig is, geldt als opvolgingsdatum. De aanvragen worden chronologisch opgevolgd, waarbij de eerste indieners voorrang krijgen. Na indiening en goede ontvangst van de aanvraag krijgt de aanvrager een ontvangstmelding via e-mail.
Beoordeling: De Dienst Mobiliteit beoordeelt de aanvraag en vraagt bijkomende bewijsstukken op indien nodig. Er is een controle ter plaatse mogelijk. De Dienst Mobiliteit adviseert het college van burgemeester en schepenen.
Beslissing: Het college van burgemeester en schepenen neemt de beslissing tot al dan niet toekenning van de subsidie op basis van een advies van de Dienst Mobiliteit. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager.
Uitbetaling: De uitbetaling van de subsidies gebeurt door overschrijving op de post- of bankrekening van de aanvrager.
De gemeenteraad keurt het reglement inzake subsidiëring van semipublieke laadpalen goed.
Raadsleden Sandra Wintein en Janos Braem komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
De elektrische cargofiets is een alleskunner. Ten eerste is het een snel vervoersmiddel omdat er - in tegenstelling tot bestelwagens - geen parking voor gezocht moet worden en ze niet in de file moeten staan. De cargofiets kan dan ook gebruik maken van kortere (binnen)wegen waar weinig verkeer is. Cargofietsen zouden tot 60% sneller leveren dan bestelbusjes. Ten tweede kent de elektrische cargofiets een lage CO2-uitstoot, wat een grote troef is in ons streven naar een emissievrije wereld. Ten derde blijkt uit onderzoek dat de elektrische cargofiets meer pakjes kan leveren dan bestelwagens, wat het een productiever vervoersmiddel maakt voor het leveren van pakjes. Ten slotte is het ook een veiliger vervoersmiddel; het aantal dodelijke verkeersongevallen bij bestelwagens is aanzienlijk groter dan bij elektrische cargofietsen.
Een subsidie voor het aankopen of langdurig leasen van een elektrische cargofiets is een eerste concrete actie onder een verder uit te werken beleid rond stedelijk logistiek. Elektrische cargofietsen zijn immers niet goedkoop. Een basisversie kost al snel 4.000 euro. Een aanzienlijke investering voor lokale (kleine) handelaars en een mogelijkse reden om (nog) niet over te schakelen op een duurzamer vervoersmiddel voor hun goederentransport.
Het geven van een subsidie voor cargofietsende ondernemers werd letterlijk opgenomen in het Brugs Klimaatplan 2030, zie actie 7.7:
"We stimuleren het gebruik van een cargofiets voor professioneel gebruik. Cargofietsen vormen een interessant mobiliteitsalternatief voor ondernemers met een beperkt goederenvervoer. De cargofietsen krijgen ook groter potentieel met o.a. grotere volumes en koelmogelijkheden. Dit opent perspectieven voor professioneel vervoer in het kader van bijvoorbeeld thuislevering, thuisverzorging, kleine aannemingswerken,... Om het gebruik aan te moedigen wordt een aanmoedigingspremie gegeven aan wie overstapt op een cargofiets."
Naast een investering in een duurzamere logistiek kan de subsidie ook gezien worden als een krachtig signaal dat Brugge echt inzet op klimaatneutraal transport.
In het budget van de Dienst Mobiliteit is hiervoor 30.000 euro voorzien in 2022 en 35.000 euro per jaar in 2023, 2024 en 2025. In totaliteit is er dus 135.000 euro voorzien in het meerjarenplan, goed voor minstens 67 bakfietsende ondernemers.
Beknopt subsidiereglement
Procedure
Aanvraag: Elke Brugse onderneming kan jaarlijks maximaal één subsidieaanvraag indienen. De subsidieaanvraag wordt ingediend door een verantwoordelijke van de onderneming met goedkeuring van de directie (die de aanvraag ook ondertekent). De aanvragen worden via het webformulier op de stedelijke website ingediend, maximaal 12 maanden na de aankoop of start van het leasecontract. De aanvragen worden chronologisch opgevolgd, waarbij de eerste indieners voorrang krijgen. De aanvraag moet vergezeld zijn van de vereiste handtekeningen en factuur/facturen. Waar nodig en wanneer gevraagd kunnen extra bijlagen aan dit aanvraagformulier toegevoegd worden ter verduidelijking van de aanvraag.
Beoordeling: De Dienst Mobiliteit beoordeelt de aanvraag en vraagt bijkomende bewijsstukken op indien nodig. Een controle ter plaatse is mogelijk. Het college van burgemeester en schepenen neemt de beslissing tot al dan niet toekenning van de subsidie op basis van een advies van de Dienst Mobiliteit. De beslissing wordt schriftelijk meegedeeld aan de aanvrager en dit uiterlijk 30 dagen na de beslissing.
Uitbetaling subsidie: De uitbetaling van de subsidies gebeurt door overschrijving op de post- of bankrekening van de aanvrager.
De gemeenteraad keurt het reglement inzake subsidiëring van elektrische cargofietsen goed.
Raadsleden Jean-Marie De Plancke, Stefaan Sintobin en Janos Braem komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
In het college van burgemeester en schepenen van 7 februari 2022 besliste het college van burgemeester en schepenen om de blauwe zone in Zeebrugge vanaf 1 juni 2022 te beperken tot de strandwijk (zie bijlage). In de wijk rond de jachthaven wordt de blauwe zone in de zomer dus afgeschaft. Het retributiereglement dient hieraan aangepast te worden. Aangezien dit een wijziging van het retributiereglement vereist, wordt dit voorgelegd aan de gemeenteraad.
We maken van de gelegenheid gebruik om ook enkele technische aanpassingen toe doen aan het bestaande retributiereglement:
De voorgelegde aanpassingen aan het retributiereglement parkeren worden goedgekeurd.
De studie kent een meervoudige opgave:
De volledige en gedetailleerde omschrijving van de opdracht is te vinden onder de in bijlage vermelde technische bepalingen. We verwijzen ook naar het bestek in bijlage dat uitgewerkt werd conform de te volgen onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking. Ook in bijlage is een oplijsting gevat van de aan te schrijven studiebureaus.
Reflectie op de ontvangen adviezen
Het stadsbestuur keurt het studiebestek goed.
De dienst mobiliteit is gelast met de opvolging van deze studie, dit behelst o.m:
Een kopij van het besluit wordt bezorgd aan de F31-partners alsook aan de havenbedrijven ECS - 2XL en AGC.
Door de coronacrisis zitten er heel wat jongeren in een moeilijke (thuis)situatie en hebben de kracht niet om zelf naar werk te zoeken, eenmaal zaken opnieuw op gang komen.
We menen dan ook dat we in eerste instantie ook vaak meer zullen moeten inzetten op het vervullen van de basisvoorwaarden, het bieden van een dagstructuur, vooraleer op pad te kunnen gaan met de jongere richting activering. Bv opnieuw werk maken van een dag-nachtritme. Met de verlenging willen we jongeren langer kunnen begeleiden, tot ze hun (arbeids)plek gevonden hebben. Hierbij willen we ook meer mogelijkheden bieden om langer zaken uit te proberen wat werk betreft om zo duurzaam op de juiste werkplek te raken. De verlenging biedt ook de mogelijkheid om meer nazorg te bieden op de werkvloer, ook als het toch eventjes weer dreigt mis te gaan bij de jongere. M.a.w we willen de jongeren nog meer kunnen begeleiden op hun tempo en volgens hun behoeften.
Het lopende ESF project Ant'woord is verlengd tot 31/12/2023.
Ook zal er inhoudelijker dieper worden samengewerkt met de jongeren.
Budget
Het project wordt 40% gesubsidieerd door ESF en 40% Vlaamse Cofinanciering. De dienst werk en ondernemen zal voorzien in 20% cofinanciering van het reguliere budget. Het betreft geen meerkost.Totale subsidiabele bedragen | 425.611,80 |
|
ESF - Sociale inclusie en armoedebestrijding | 170.244,72 | 40,00% |
Vlaams Cofinancieringsfonds - -- | 170.244,72 | 40,00% |
Inbreng stad Brugge | 85.122,36 | 20,00% |
|
|
|
Totaal projectbudget | 425.611,80 | 100,00% |
Totale subsidiabele bedragen | 610.481,56 |
|
ESF - Sociale inclusie en armoedebestrijding | 244.192,62 | 40,00% |
Vlaams Cofinancieringsfonds - -- | 244.192,62 | 40,00% |
Eigen inbreng stad Brugge | 122.096,31 | 20,00% |
|
|
|
Totaal projectbudget | 610.481,56 | 100,00% |
De dienst werk en ondernemen voorziet voor de 20% cofinanciering voor deze verlenging van 36.973,95euro in 2023. Deze eigen middelen zijn reeds voorzien.
De budgetten worden aangevraagd bij de eerstvolgende aanpassing van het meerjarenplan.
Project- en partnerschapsovereenkomst
Een addendum aan de huidige projectovereenkomst werd getekend door ESF. Dit document wordt ter kennisgeving aan de gemeenteraad voorgelegd.Tussen de partners onderling dient een partnerschapsovereenkomst te worden getekend met de promotor. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd het addendum te tekenen.
De gemeenteraad neemt kennis van de verlenging van het reeds lopende project ESF Ant-woord! tot 31/12/2023.
De gemeenteraad neemt kennis van het addendum aan de reeds ondertekende projectovereenkomst en ondertekent het addendum aan de partnerschapsovereenkomst.
Sinds de start van het project hebben ondertussen 130 jongeren zich aangemeld, van die 130 zijn er 87 jongvolwassenen die momenteel een traject doorlopen bij ‘k Zien van tel. Specifiek voor regio Brugge zijn dit 70 aanmeldingen waarvan 48 jongeren die een traject lopen.
Het project blijkt van in het begin een noodzaak te zijn om jongeren te begeleiden in functie van welzijn en richting activering en tewerkstelling. Deze noodzaak werd versterkt door de coronacrisis.
Het lopende project wordt verlengd tot 31/12/2023.
Er wordt geen inhoudelijke uitbreiding van het project voorgesteld, enkel een verlenging van het project. Wel zal er inhoudelijker dieper worden samengewerkt met de jongeren en het netwerk.
Budget
Het project wordt 40% gesubsidieerd door ESF en 60% Vlaamse Cofinanciering.
Een totaalplaatje van nieuw budget dient te worden voorgelegd aan ESF (inclusief het lopende budget).
Totale subsidiabele bedragen | 1.272.687,88 |
|
ESF - Sociale inclusie en armoedebestrijding | 509.075,15 | 40,00% |
Vlaams Cofinancieringsfonds | 763.612,73 | 60,00% |
|
|
|
Totale financiering zonder ontvangsten | 1.272.687,88 | 100,00% |
Nieuwe goedgekeurde budget (inclusief goedgekeurde bedragen hierboven) 1/04/2021 - 31/12/2023.
Totale subsidiabele bedragen | 2.043.455,12 |
|
ESF - Sociale inclusie en armoedebestrijding | 817.382,05 | 40,00% |
Vlaams Cofinancieringsfonds | 1.226.073,07 | 60,00% |
|
|
|
Totale financiering zonder ontvangsten | 2.043.455,12 | 100,00% |
De budgetten zullen (uitgaven en ontvangsten) waar nodig worden voorzien via de eerstvolgende aanpassing van het MJP.
Project- en partnerschapsovereenkomst
Tussen de partners onderling dient een partnerschapsovereenkomst te worden getekend met de promotor. Aan de gemeenteraad wordt gevraagd het addendum te tekenen.
Er wordt kennis genomen van de verlenging van het reeds lopende project ESF Kzien van tel tot 31/12/2023.
De gemeenteraad neemt kennis van het addendum aan de reeds ondertekende projectovereenkomst en ondertekent het addendum aan de partnerschapsovereenkomst.
Raadsleden Stefaan Sintobin, Raf Reuse en Nele Caus komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Er zijn verschillende soorten kansspelen, zoals bepaald door de kansspelwet. De vergunning voor een kansspelinrichting wordt steeds verleend door de kansspelcommissie. De stad of gemeente heeft bij elke soort kansspelinrichting een bepaalde rol in de procedure tot het verkrijgen van de vergunning bij de kansspelcommissie.
- Klasse I (casino’s): concessieovereenkomst;
- Klasse II (speelautomatenhallen): convenant;
- Klasse III (kansspelen in drankgelegenheid): advies van de burgemeester;
- Klasse IV (aannemen van weddenschappen): advies van de burgemeester + Convenant (nieuw sinds 25/05/2021).
Voorliggend dossier betreft de aanvraag voor een vergunning klasse F2 voor een wedkantoor (klasse IV-kansspelinrichting). Een vergunning klasse F2 houdt in dat, voor een periode van drie jaar, onder bepaalde voorwaarden, de aanneming van weddenschappen (voor rekening van de houder van een vergunning klasse F1) wordt toegestaan in een kansspelinrichting klasse IV.
Een vaste kansspelinrichting is uitsluitend bestemd voor het aannemen van weddenschappen, behoudens:
- de verkoop van gespecialiseerde bladen, sportmagazines en gadgets;
- de verkoop van niet-alcoholische dranken;
- de exploitatie van maximaal twee automatische kansspelen die weddenschappen op soortgelijke activiteiten aanbieden als deze die aangegaan worden in het wedkantoor.
Het gaat in dit dossier om een bestaande zaak. Het wedkantoor in de Smedenstraat 51, uitgebaat door de NV DERBY. De vergunning dient om de 3 jaar te worden hernieuwd. Huidige vergunning voor het wedkantoor, verleend door de kansspelcommissie, loopt tot 08/05/2022.
Rol van de stad bij aanvragen wedkantoren:
1° Advies van de Burgemeester.
2° Nieuw sinds 25/05/2021 : de uitbating van een vaste kansspelinrichting klasse IV moet geschieden krachtens een convenant dat voorafgaandelijk wordt gesloten tussen de gemeente van vestiging en de uitbater.
Het convenant bepaalt o.a.
- waar de kansspelinrichting wordt gevestigd;
- de nadere voorwaarden;
- de openings- en sluitingsuren;
- wie het gemeentelijk toezicht waarneemt.
De goedkeuring van dit convenant is een bevoegdheid van de gemeenteraad.
De VVSG heeft een voorbeeld-convenant uitgewerkt. (https://www.vvsg.be/nieuws/voorbeeld-van-convenant-voor-wedkantoren-beschikbaar?query=convenant - zie ook bijlage bij dit dossier). Het ontwerp-convenant dat wordt voorgelegd is hierop gebaseerd en aangepast voor het wedkantoor, oa wat betreft de openingsuren, bewakingssystemen, waarschuwingsberichten, aanbieden folders mbt gokken,…
De stad dient ook het toezicht te organiseren op de wedkantoren.
De kansspelwet stelt een aantal voorwaarden waaraan door de aanvrager moet worden voldaan om een vergunning klasse F1 of F2 te kunnen verkrijgen, o.a.
Het wedkantoor mag niet gevestigd worden in de nabijheid van onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, plaatsen die vooral door jongeren worden bezocht, zulks behoudens met redenen omklede afwijking die door de gemeente wordt toegestaan.
Concreet voor het wedkantoor in de Smedenstraat:
Hieronder worden de zaken besproken die een belangrijk aspect zijn in afspraak met de uitbater. Een ontwerp werd overgemaakt aan de NV Derby. Over een aantal zaken worden opmerkingen gemaakt, met tegenvoorstel van NV Derby)
OPENINGS- EN SLUITINGSUREN:
HUIDIGE OPENINGSUREN ZIJN:
10h30 – 18h (vermeld aan ingang wedkantoor – volgens Derby hanteert men momenteel beperkte openingsuren in afwachting van vaste uitbater)
10h30 – 22h (vermeld op website Derby)
Eerste voorstel DERBY :
dagelijks geopend van 9u30 tot 23h30.
Voorstel vanuit de stadsdiensten en politie
openingsuren te beperken tot 22h, dit om overlast in de omgeving te vermijden, de leefbaarheid in de Smedenstraat te behouden én om het toezicht op het wedkantoor op een overzichtelijke manier te kunnen doen.
Tweede voorstel DERBY (na opmerkingen):
Voor een aantal competities die jaarlijks plaatsvinden en waarbij de belangrijkste wedstrijden ’s avonds gespeeld worden wil men voor de effectieve speeldagen van de competities het wedkantoor open zal zijn van 10.30 – 23.00.
Evenementen:
Champions League, Europa League, UEFA Conference League, Jupiler Pro League, Premier League, Bundesliga, Serie A, LaLiga, Ligue1, Süper Lig, Primeira Liga, Wereldkampioenschap, Europees kampioenschap.
DERBY verbindt zich ertoe de uitbater te responsabiliseren met het oog op voorkomen van nachtlawaai en het voorkomen van groepen mensen voor de ingang van het wedkantoor (zoals vermeld in artikel 5.9 en 5.10).
VOORSTEL VOOR CONVENANT:
Sluitingsuur houden op 22h. Geen afwijkingen hierop. Dit gelet op de leefbaarheid in de Smedenstraat en met het oog op het vermijden van eventuele overlast door passage van klanten na 22h + de overzichtelijkheid en duidelijkheid naar toezicht toe dat bij de stad en de politie ligt.
Zie ook adviezen politie, preventie en dienst werk en ondernemen.
Eerste voorstel DERBY:
geopend van 9u30 tot 23h30.
Voorstel vanuit de stadsdiensten en politie:
Sluiting op woensdagnamiddag, gezien de vestiging op een belangrijke as ligt voor de verplaatsingen van de schoolgaande jeugd richting centrum.
Tweede voorstel DERBY (na opmerkingen):
op woensdag openen om 13h. (NV DERBY: de vitrine geeft geen inkijk binnen het kantoor er wordt reeds zeer sterk wordt opgetreden teneinde het verbod op minderjarigen te handhaven. Bij ons weten, heeft dit ook nog nooit een probleem gevormd in het verleden. We zijn uiteraard bereid om het openingsuur iets later te maken tijdens de massaverplaatsing van de jongeren rond de middag) Wel opmerking hierover: minderjarigen worden met hetzelfde aanbod geconfronteerd in krantenwinkels, terwijl ze in een wedkantoor zelfs niet binnen mogen).
VOORSTEL VOOR CONVENANT:
Openingsuren op woensdag: 13h tot 22h.
CONCLUSIE VOORSTEL OPENINGSUREN IN ONTWERP-CONVENANT:
Ma 10h30 – 22h
Di 10h30 – 22h
Wo 13h – 22h
Do 10h30 – 22h
Vr 10h30 – 22h
GEEN UITZONDERINGEN TOESTAAN NA 22h.
LIGGING WEDKANTOOR:
Gezien de ligging aan een belangrijke toegangsstraat voor scholen in de binnenstad: passage schoolgaande jeugd van en naar scholen.
Wedkantoor gaat pas ’s morgens open als school al gestart is. Op woensdag pas open om 13h.
Volgens politie zijn er recentelijk ook geen problemen mbt de aanwezigheid van dit wedkantoor.
Conclusie: het is niet noodzakelijk om een afwijking te verlenen.
DUURTIJD CONVENANT:
VOORSTEL DERBY:
duurtijd van de vergunning (maw 3 jaar), én alle eventuele hernieuwingen van deze vergunning, met dien verstande dat, bij de aanvraag van het advies van de burgemeester bij de hernieuwing van de vergunning, de Stad huidig convenant kan herzien indien gewenst.
VOORSTEL VOOR CONVENANT:
maximaal 3 jaar, dus de looptijd van de vergunning verleend door de kansspelcommissie. Bij hernieuwing moet een nieuw convenant worden aangevraagd 6 maanden voor het einde van het huidige convenant.
REDEN: Gezien de opmaak van deze convenanten voor wedkantoren en ook de organisatie van het toezicht hierop een nieuwe taak zijn voor de Stad (sinds mei 2021), is het belangrijk dat dit ook opnieuw kan geëvalueerd worden, per dossier. Dus beperking duur convenant tot 3 jaar.
Advies wordt gevraagd aan de preventiedienst, politie en dienst werken en economie.
Bestuurlijk verslag politie (in administratief dossier), waaruit een aantal zaken gehaald worden voor dit dossier en waaruit ook blijkt dat in de afgelopen 5 jaar er geen problemen zijn m.b.t. verstoring van de openbare orde of overlast met dit wedkantoor.
ALGEMEEN MBT KANSSPELEN
De administratie bereidt een kader voor in overleg met de betrokken cluster/stadsdiensten: omgeving, preventie, werk en ondernemen en politie. Overleg hierover vond plaats op donderdag 31/3/2022. Bedoeling is om dit kader als leidraad te hanteren bij de taken die de stad heeft inzake kansspelen. Daarin worden een aantal zaken vastgelegd, o.a. wat betreft de openingsuren en sluitingsuren, toezicht dat de stad moet organiseren,… Dit kader wordt voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen.
De gemeenteraad keurt het bijgevoegde ontwerp-convenant met de NV DERBY voor het wedkantoor in de Smedenstraat 51 te 8000 Brugge goed.
Naar aanleiding van de schepenwissels is het aangewezen de afvaardiging in de Algemene Vergadering te wijzigen.
Mevr. Ann Soete wordt vervangen door de heer Jasper Pillen, schepen Burgerzaken en Onderwijs.
De heer Philip Pierins wordt vervangen door mevr. Mieke Hoste, schepen voor Toerisme.
Mevr. Carine Decroos was afgevaardigde namens de Cluster Toerisme. Zij is daar echter niet meer werkzaam. Zij wordt vervangen door mevr. Annemieke Demunck, marketingmanager voor toerisme.
De gemeenteraad keurt goed dat de afvaardiging voor de Algemene Vergadering van de vzw Heilig Bloedprocessie wordt gewijzigd als volgt:
Voor Vooruit Brugge: de heer Philip Pierins wordt vervangen door mevr. Mieke Hoste, Schepen voor Toerisme.
Voor Open VLD Plus: mevr. Ann Soete wordt vervangen door de heer Jasper Pillen, Schepen Burgerzaken en Onderwijs.
Voor de Cluster Toerisme: mevr. Carine Decroos wordt vervangen door mevr. Annemieke Demuyck, marketingmanager Toerisme.
Raadslid Andries Neirynck komt tussen.
Schepen Mercedes Van Volcem antwoordt.
De Stad is eigenares van het onroerend goed, gelegen te 8000 Brugge, Rozendal 33, gekend bij het kadaster in de 4e afdeling Brugge, sectie D, met het perceelnummer 0078 C P0000, blijkens akte verleden op 28 november 1980 voor notaris Frans Bouckaert.
Het goed is volgens het gewestplan “Brugge-Oostkust” (K.B. 07/04/1997) gelegen in woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarde en is opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed als vastgestelde archeologische zone “Historische stadskern van Brugge” en “Brugge – Oudste kern”. Het is ook gelegen binnen het UNESCO-werelderfgoed Kernzone en UNESCO-werelderfgoed Bufferzone, doch niet gekend als “beschermd onroerend erfgoed”.
De woning wordt sinds 1 augustus 2001 verhuurd.
Deze huurovereenkomst werd intussen beëindigd, met een vooropzeg van 6 maanden, om te eindigen op het einde van de 3-jarige periode, zijnde 31 juli 2022.
Op 21 februari 2022 werd een schattingsverslag opgemaakt door het landmeetkundig bureau Daeninck-Audenaert, waarbij de venale waarde werd geraamd op € 245.000,00.
Op 8 maart 2022 werd voor dit goed een EPC met certificaatnummer 20220308-0002559751-RES-1 afgeleverd. De woning kreeg een energielabel E (475 kWh/m² jaar).
De gemeenteraad dient akkoord te gaan met de voorgestelde wijze en voorwaarden van verkoop.
Er zal worden overgegaan tot de verkoop via het online biedplatform Biddit van het onroerend goed, gelegen te 8000 Brugge, Rozendal 33, gekend bij het kadaster in de 4e afdeling Brugge, sectie D, met het perceelnummer 0078 C P0000, mits het behalen van de prijs van € 245.000,00.
De verkoop zal dienen te gebeuren met volgende bijzondere voorwaarden:
De Voorzitter van de Gemeenteraad, de Algemeen Directeur, de Financieel Directeur en desgevallend hun vervangers worden gemachtigd om alle stukken in verband met voormelde verkoop te ondertekenen en om de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie te ontslaan van de verplichting om ambtshalve inschrijving te nemen bij de overschrijving van de authentieke akte.
De eigenaars wensen deze oppervlakte grond kosteloos af te staan ten gunste van de stad Brugge voor inlijving in het openbaar domein, dit ter regularisatie van een bestaande toestand.
Er werd een gunstig OVAM bodemattest afgeleverd op 14 februari 2022.
Er zal worden overgegaan tot de kosteloze verwerving van een perceel grond gelegen Dorpsmolenstraat (zn) te 8000 Brugge (Koolkerke), groot volgens kadaster 17 m², bekend op het kadaster in de 17e afdeling, sectie A, perceel nummer 0152 L2 P0000, jegens:
voor inlijving in het openbaar domein en verder volgens de voorwaarden van bijgevoegde ontwerpakte.
Raadsleden Nele Caus en Andries Neirynck komen tussen.
Schepen Mercedes Van Volcem antwoordt.
Onderhavige selectieleidraad behelst de procedure met het oog op de marktraadpleging en het toewijzen aan een concessionaris van een bebouwde oppervlakte grond op de Zeedijk te Zeebrugge om deze te bestemmen tot en uit te baten als horecagelegenheid.
De procedure zal 4 fasen kennen:
1. Kwalitatieve selectie: hierbij wordt nagegaan of de inschrijver voldoet aan de gestelde selectievoorwaarden.
2. Rangschikking: hierbij worden de offertes van de inschrijvers die voldoen aan de kwalitatieve selectie beoordeeld, op basis van de in deze leidraad vastgelegde beoordelingscriteria. Dit leidt tot een rangschikking van de offertes en het aanduiden van één of meerdere begunstigde inschrijvers (de zgn. voorkeursbieder). Er wordt voorzien in een verplichte presentatie aan de beoordelingscommissie en de leden van het College.
3. Onderhandeling: met de voorkeursbieder wordt verder onderhandeld tot het afsluiten van een concessieovereenkomst.
Stad Brugge heeft de mogelijkheid om alle, één of meerdere inschrijvers (de zogenaamde voorkeursbieder) uit te nodigen voor één of meerdere onderhandelingsronde(n), teneinde het (de) offerte(s) te optimaliseren zodat het (deze) beter beantwoordt (beantwoorden) aan de vooropgestelde doelstellingen en ambities.
4. Toewijzen van de opdracht: De concessie wordt toegewezen aan de inschrijver die het hoogste aantal punten behaalt. De onderhandelde overeenkomst(en) zullen ter goedkeuring aan de beslissingsorganen worden voorgelegd en vervolgens worden afgesloten.
Het toekennen van dit concessierecht betreft geen overheidsopdracht, doch een concessie. Bijgevolg is de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten en uitvoeringsbesluiten van toepassing.
De concessie zal worden toegewezen door de organisatie van een bijzondere plaatsingsprocedure, conform de wet van 17 juni 2016 betreffende de concessieovereenkomsten (en uitvoeringsbesluiten), gezien er mee rekening is gehouden dat de waarde van de finale concessie de in deze wet opgenomen drempel kan overschrijden. Deze bijzondere plaatsingsprocedure beantwoordt in het bijzonder aan de voorwaarden opgelegd door artikel 38 van de concessiewet, waarvan de tekst als volgt luidt:
“De aanbesteder mag vrij de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt, naar eigen goeddunken organiseren, mits de bepalingen van deze wet worden nageleefd.
De plaatsingsprocedure van een concessie moet zodanig worden opgesteld dat de in de artikelen 24, eerste lid en 25, paragraaf 1, genoemde beginselen worden geëerbiedigd. Met name verstrekt de aanbesteder tijdens de plaatsingsprocedure van een concessie geen informatie op een discriminerende wijze die sommige kandidaten of inschrijvers kan bevoordelen boven andere.”
Er wordt gekozen voor een langdurige duurtijd van de concessie om de concessiehouders de noodzakelijke kans te geven de significante investeringen in de verbouwing / nieuwbouw, die noodzakelijk zullen zijn, terug te kunnen verdienen.
Voorwerp van de concessie
De concessionaris kan een perceel grond met strandterras, met een indicatieve oppervlakte van 162 m² in concessie nemen, gelegen te 8380 Brugge (Zeebrugge), Zeedijk 13A. (13m²+149m² = 162m²) (huidige perceel Brugge, 13e afdeling, sectie R, nummer 625). De concessionaris kan bovendien bijkomend een toelating vragen aan de Stad Brugge voor het plaatsen van een zeedijkterras.
Er wordt vanuit gegaan dat ingrijpende bouw- of verbouwingswerken nodig zijn, die het voorafgaand verkrijgen van een omgevingsvergunning noodzaken, doch staat open voor voorstellen waarin geen omgevingsvergunning noodzakelijk is. De stad zal evenwel in geen geval kunnen instemmen met een eenvoudige cosmetica-oefening op het bestaande pand (zie ook de verantwoording van de duurtijd van 27 jaar).
De definitieve oppervlakte van de concessie zal dan ook vastgelegd worden, hetzij bij het toewijzen van de concessie (wanneer geen omgevingsvergunning nodig is), hetzij bij het definitief verlenen van de omgevingsvergunning en voor de aanvang van de werken. De oppervlakte kan dus verschillen naar gelang het definitief ingediende project en het verkrijgen van de eventuele nodige omgevingsvergunning.
Het is de betrachting om over te gaan tot de toewijzing van de concessie in het najaar van 2022. De concessionaris zal gehouden zijn binnen de 2 maanden na de toewijzing van de concessie, op straffe van verval van de concessie, HETZIJ de werken aan te vatten (wanneer geen omgevingsvergunning nodig is) HETZIJ zijn aanvraag tot het bekomen van een omgevingsvergunning in te dienen op een volledige en ontvankelijke wijze.
Na de toewijzing verkrijgt de concessiehouder de toestemming voor het op duurzame wijze verwijderen en of verbouwen van de aanwezige bebouwing en de toelating tot het oprichten van eventuele nieuwe infrastructuur noodzakelijk voor het kwalitatief exploiteren van de eet- en drankgelegenheid, in overeenstemming met zijn projectvoorstel en de gebeurlijke omgevingsvergunning(en).
De concessie wordt verleend met een accessoir opstalrecht, zodat de concessionaris gedurende de gehele duur van de af te sluiten concessieovereenkomst over de volle eigendom van de constructies en inrichtingen. Afdeling Kust en Stad Brugge doen voor deze periode dan ook afstand van het recht van natrekking.
De vroegtijdige beëindiging van de concessieovereenkomst, om welke reden dan ook, brengt de beëindiging van het exploitatierecht en het accessoir opstalrecht op de opstallen/constructies met zich mee. Bij vervroegde beëindiging van de concessieovereenkomst tussen de concessiehouder en de Stad Brugge, om welke reden dan ook, worden de opstallen eigendom van de Stad Brugge, voor de resterende duurtijd van de (hoofd)concessieovereenkomst tussen de Stad Brugge en Afdeling Kust.
Bij het einde van de concessie zal de concessiehouder:
- alle roerende uitrustingsgoederen die geen eigendom zijn van de Stad, verwijderen;
- alle op de concessie gebouwde opstallen op eigen kosten te verwijderen en de publieke ruimte in oorspronkelijke staat herstellen;
- de gedane onroerende investeringswerken overdragen aan de Stad, in welk geval de Stad hiervoor een vergoeding verschuldigd is aan de concessiehouder, gebaseerd op de werkelijke waarde van de investeringen alsdan, evenwel gekoppeld aan een maximumbedrag zoals hieronder omschreven.
In het geval de concessie wordt beëindigd, voor het verstrijken van een termijn van 9 jaar, bedraagt het maximumbedrag 300.000 euro.
In het geval de concessie wordt beëindigd, voor het verstrijken van een termijn van 18 jaar, bedraagt het maximumbedrag 150.000 euro.
In het geval de concessie wordt beëindigd, na het verstrijken van een termijn van 18 jaar, bedraagt het maximumbedrag 50.000 euro.
In alle hierboven omschreven gevallen zal de verschuldigde vergoeding met 25% worden verminderd wanneer de Stad eenzijdig beëindigt wegens ernstige tekortkomingen.
Er wordt voorzien in een vergoeding teneinde de concessie aantrekkelijk(er) te maken voor de inschrijvers. In voorkomend geval kan de stad Brugge van die onroerende goederen verder gebruik maken.
Bestemming en voorwaarden
Het gebouw dient als eet- en drankgelegenheid uitgebaat te worden. Hierbij gelden volgende voorwaarden:
Beoordelingscriteria
De offertes zullen worden beoordeeld volgens de beoordelingscriteria door een beoordelingscommissie bestaande uit vertegenwoordigers van de Stad Brugge en Afdeling Kust. Het advies van de beoordelingscommissie wordt dan ter goedkeuring aan het College van Burgemeester en Schepenen voorgelegd.
Indicatieve timing:
Gunstig advies van de dienst overheidsopdrachten.
De bijgevoegde "leidraad voor het sluiten van een overeenkomst met betrekking tot het concessierecht voor de verbouwing en uitbating van een eet- en drankgelegenheid met strand- en zeedijkterras, Zeedijk Zeebrugge" wordt goedgekeurd.
Uit de schatting van de woning blijkt dat de voorziene realisatiewaarde voldoende is om zowel de volledige lening als het bekomen subsidiebedrag terug te betalen.
Rangafstand valt onder de residuaire bevoegdheid van de gemeenteraad conform artikel 42§1 van het Gemeentedecreet.
De vraag tot wijziging in de rangregeling van rang één naar rang twee voor de hypotheek ter waarde van 15.559,84 euro genomen op het goed Vizierstraat 30 wordt goedgekeurd.
Cf. de statuten wordt de rekening van IGOS voorgelegd aan de gemeenteraad.
De rekening van IGOS 2021 wordt goedgekeurd.
Zie verslag in bijlage.
Er wordt een toelage van 18.750,00 euro toegekend als stadstussenkomst voor de herstellingswerkzaamheden aan de straatgevels van het pand Hooistraat 72, 8000 Brugge.
Deze kunstige herstelling wordt beschouwd als zijnde uitgevoerd wegens openbaar nut.
De stadstoelage wordt slechts uitbetaald na het verlijden van een akte van erfdienstbaarheid "non-modificandi" op de gerestaureerde delen. Deze akte zal ook voorzien dat de stad Brugge het recht heeft om de nodige werken uit te voeren op kosten van de eigenaars die hun verbintenissen niet naleven. De kosten van deze akte vallen voor de helft ten laste van het stadsbestuur.
Ingeval van verkoop van het gebouw binnen een periode van 10 jaar na datum van uitbetaling van de toelage, is deze integraal terug te betalen door de verkrijger. De erfdienstbaarheid "non-modificandi" blijft gevestigd.
Deze uitgave zal benomen worden op beleidsitem BI072000, actie SA00584, rekening 66420100 2022.
Raadsleden Andries Neirynck, Nele Caus en Jean-Marie De Plancke komen tussen.
Schepen Franky Demon antwoordt.
1. Inhoud van de conceptstudie
Hieronder wordt een korte samenvatting gegeven van het eindrapport. Het integrale document zit in bijlage bij deze nota. Bij enkele passages worden vanuit dienst B&O en dienst mobiliteit opmerkingen geformuleerd.
1.1 Situering
Het Kaaidistrict is het gebied gelegen langs de noordelijke helft van de ring rond Brugge; langs de Sint-Pieterskaai (R30), tussen Slachthuisstraat en Havenstraat, en tussen de binnenstad en binnenhaven. Dit is een gebied van ca. 30 ha.
Het Kaaidistrict biedt vandaag een ietwat rommelige aanblik. In het gebied zien we naast een beperkt aantal bedrijfsgebouwen (autogarage, chocolatier,...) vooral winkels voor grootschalige kleinhandel (Hema, Elektro, Gamma, Zeeman, Action,...) en warenhuizen (Aldi, Colruyt, Bio-Planet, Albert Heijn,...). Tussen verouderde delen zien we enkele recentere realisaties, bv. aan de V-Markt en Dovy Keukens. Vooral aan de westelijke zijde van het gebied is er leegstand, met het Brugs Slachthuis als grootste vacante site. Tussen alle economische functies zijn er nog enkele woonfragmenten: bv langs de Vaartstraat en Sint-Pietersgroenestraat.
1.2. Formulering van de ambitie voor dit gebied: een verbindend stadsdeel waar stedelijke economie de identiteit bepaalt, met een maximale gelaagdheid om ook stedelijkheid en levendigheid in dit gebied te krijgen. De economische functie wordt waar mogelijk verweven met een woonprogramma.
Op basis van de lezing en analyse van het gebied (nl. een ruimtelijke-economische analyse van het gebied, een analyse van de inpassing van het gebied in de omgeving en een analyse van de robuuste ruimtelijke structuren) werd de roeping en uniciteit van de plek onderzocht. Dit resulteerde tot de formulering van volgende ambitie:
“Het Kaaidistrict zal niet langer de plek zijn die ‘tussen’ of ‘naast’ andere plekken of wijken ligt. Het beeld van een restruimte die stedelijke programma’s opvangt die elders niet gewenst zijn, wordt radicaal omgegooid. Het Kaaidistrict wordt een zelfstandig en trots stadsdeel !!! Een stadsdeel dat de ‘overlap’ bewerkstelligt tussen stad en haven, waar wonen en werken in nevenschikking en gelijkwaardigheid een plek krijgen.
We maken een ‘Stadswijk van de toekomst’, met het alomtegenwoordige water als sterke identiteit, waarmee het ‘Venetië van het noorden’ een betekenisvolle uitbreiding kent.
Het Kaaidistrict wordt een broedplaats voor creatieve en circulaire economie. Een plek waar innovatieve woonconcepten worden neergezet, waar wordt ingezet op het delen van ruimte, op duurzame mobiliteit, een toekomstbestendig watermanagement, waar duurzame warmte- en energienetwerken worden uitgebouwd, waar de publieke ruimte kwalitatief en geïntegreerd is.”
Deze herontwikkeling van het Kaaidistrict brengt ook een unieke kans om heel wat ambities uit het Beleidsprogramma 2019-2024 en het Klimaatplan waar te maken.
1.3. Uitwerking van een toekomstbeeld voor het Kaaidistrict: een retailcluster, een foodhub en een makersdistrict binnen een raamwerk met royale publieke ruimtes.
Op basis van de economische roeping en ambitie werd een toekomstbeeld opgemaakt. Dit toekomstbeeld integreert een perceelsoverschrijdende duurzaamheidsvisie en definieert een robuuste ruimtestructuur die de toekomstige vestigingscondities voor economie integreert. De verschillende gevraagde economische en maatschappelijke programma’s (telkens in combinatie met wonen) kregen een eigen plek, waarmee maximaal werd ingespeeld op de specifieke ruimtelijke context. Zo omvat het toekomstbeeld van het Kaaidistrict 3 innovatieve zones: de retailcluster, de voedselhub/foodhub en het makersdistrict.
Het beeldmateriaal dat hiervoor werd uitgewerkt is zeer kwalitatief. Er werd ook gebruik gemaakt van de nodige referentiebeelden.
Hoofdstuk 3 van het eindrapport bundelt het resultaat van de visievorming en het ontwerpend onderzoek.
1.3.1. Hieronder wordt kort de voorgestelde transitie van de 3 zones uiteengezet:
1.3.1.1 Een stedelijke retailcluster, als compacte uitbreiding rond de V-markt:
Hier ligt de focus op het optimaliseren van de onderbenutte ruimte, waarbij de huidige functies van (klein-/mediumschalige) detailhandel worden behouden, m.n. rond de V-Markt. In aansluiting hierop wordt een centraal aaneengesloten binnengebied uitgebouwd waarrond retailfuncties toegankelijk worden. Het parkeren voor bezoekers gebeurt geclusterd, (half)ondergronds of in (gedeelde) parkeergebouwen. Zo ontstaat een aangenaam binnengebied. Als financiële hefboom en t.b.v. een bruisende, levendige omgeving worden ook woningen voorzien aan de randen van het gebied. De herorganisatie en het meervoudig ruimtegebruik zorgen ervoor dat het ruimtelijk rendement sterk de hoogte in gaat.
De toegang tot de retailcluster wordt georganiseerd via een rechtstreekse aantakking op de Sint-Pieterskaai (R30) (hiervoor werd een voorstel tot reorganisatie van de Sint-Pieterskaai (R30) schetsmatig uitgetekend - zie verder bij 1.5.1.). Hierdoor wordt het mogelijk de verkeersdruk op de Slachthuisstraat, de Sint-Pieterszuidstraat en de Veemarktstraat drastisch in te perken, t.v.v. de verblijfskwaliteit. Langs deze woonstraten wordt een woonprogramma uitgebouwd, aangevuld met voorzieningen op schaal van de wijk: fitness, kinderopvang, buurtwinkels,... De straten worden onthard en ingegroend i.f.v. klimaatdoelstellingen. In die zin werd ook een herlocalisatie van de huidige vrachtwagenparking in de Sint-Pieterszuidstraat voorgesteld.
Hoger bouwen wordt mogelijk waar de afstand t.o.v. bestaande/andere woningen groot is. Aan de kant van de Sint-Pieterskaai is naast wonen ook een aandeel kantoren mogelijk op verdieping.
Het principe van geclusterd en gedeeld parkeren genereert ruimte in het binnengebied, dat hierdoor een drastisch ander gebruik en beeld krijgt. Het wordt een aangename plek waar je kan vertoeven, spelen en rusten, en waarrond de retailfuncties hun adres krijgen. De ‘patio-ruimte’ krijgt ook betekenis voor de buurt.
Voor het winkelen is de auto niet langer vereist: thuislevering gebeurt via cargofietsen. Nabijheid wordt hiermee een sturend principe voor het duurzame imago van de site.
>>> OPMERKING dienst B&O over de vrachtwagenparking langs Sint-Pieterszuidstraat: Door deze vrachtwagenparking te verhuizen komt ruimte vrij voor een kwalitatiever openbaar domein. Naar aanleiding van eerste gesprekken met de ontwikkelaar die op de slachthuissite wenst te ontwikkelen, werd - in samenspraak met de dienst mobiliteit - een verkennend onderzoek gedaan naar een mogelijke locatie om deze vrachtwagenparking op termijn - bij realisatie van een project op deze plek - naar toe te herlokaliseren. Op die manier kan ter hoogte van de huidige vrachtwagenparking het openbaar domein een kwalitatievere plek worden. Een zone (ca. 2.000m²) langs de Vaartstraat (ten zuiden van Park Ter Poele, thv opslagruimte dienst Cultuur) kwam hier als voorkeurslocatie uit, mits randvoorwaarden. Na overleg met Cluster Openbaar Domein werd duidelijk dat deze locatie toch niet als voorkeur te beschouwen is. We zullen de oefening opnieuw uitvoeren in samenspraak met dienst Mobiliteit en Cluster Openbaar Domein.
Voorstel aan CBS: Dienst B&O stelt voor om de herlocalisatie van deze vrachtwagenparking verder te onderzoeken, samen met de dienst mobiliteit en cluster openbaar domein.
A1.3.1.2. Een foodhub/voedselhub waar lokale productie hand in hand gaat met toelevering van de binnenstad:
De site kenmerkt zich door de aanwezigheid van een toonaangevend groothandelsbedrijf voor de horeca; Horeca Totaal. Ook in de omgeving net buiten het projectgebied zijn verschillende bedrijven gevestigd die in de Brugse horeca een belangrijke afzetmarkt vinden (Horeca Foods Brugge, ZB-centrale, Denaeghel,... ). Ze maken deel uit van een historisch gegroeid aanbod dat niet in het minst de vele horecazaken in de Brugse binnenstad bedient. De clustering van deze activiteit gericht op (gezonde) voeding kan een sterke identiteit initiëren als voedselhub.
We zoeken maximaal connectie met de potenties van de ruimte waarover kan beschikt worden. We denken onder meer aan de uitbouw van connecties met de haven (waterproducten), logistieke systemen voor slimme beleveringen, het voorzien van pluktuinen, ... Bovendien kan in connectie met de omgeving, in het bijzonder dan de vele know-how in omliggende bedrijven van aan het projectgebied tot aan de Zeebrugse haven, nog veel meer ingezet worden op innovatie, op recycling en/of upcycling, ...
Een winkelaanbod wordt gecombineerd met lokale productie, oa. op de daken, tot een beleefbaar geheel. Aan de randen van het gebied wordt wonen (permanent en tijdelijk bv. hotel) mogelijk, aansluitend op het bestaande woonweefsel en de fietsinfrastructuur. De ontsluiting wordt op termijn van ‘binnenuit’ georganiseerd.
1.3.1.3. Een makersdistrict, een plek voor stedelijke productie, met adres aan het ‘Sluisplein’, direct geconnecteerd met de binnenstad en de haven:
Hier wordt gefocust op de beleving van het maken. Producten en processen kunnen worden bekeken, aangeraakt en gebruikt. De binnenkoer van het Makersdistrict maakt het gebied doorwaadbaar en vormt ook het kloppend hart: als uitloper van de ateliers. Hier ontmoeten makers, bewoners en bezoekers elkaar. Het makersdistrict biedt plaats aan de bedrijven die in de stad geen plaats meer vinden. Denk hierbij aan meubelmakers, chocoladefabriek, drukker, schrijnwerkers, kunstenaars, mode-ateliers, herstel en werkplaatsen,... De nabijheid van de binnenstad zorgt voor werknemers en een afzetmarkt. We voorzien ook een hotel, een fablab, een resource center (repair-and-share), creatieve bedrijven en een gericht aanbod aan wonen.
De site Lanssens, een voormalige natuursteenhandel, zien we als katalysator. Bij aanvang van de conceptstudie was door de ontwikkelaar Caaap al een ruimtelijk voorstel uitgewerkt met een plint als ‘flexibel casco’, gericht op de creatieve maak-sfeer, en op verdieping (een beperkt aanbod) kantoren en wonen. In overleg met de ontwikkelaar is een bijsturing van het project gebeurd: het parkeren wordt integraal ondergronds voorzien en de sokkel voor maakeconomie wordt gevoelig uitgebreid (vrije hoogte 6-8 meter), waarbij ook toelevering van vrachtverkeer wordt gegarandeerd. Op de eerste verdieping krijgt creatieve economie hier een plek, om maximale interactie tussen denkers en doeners te faciliteren. Het project wordt niet langer georganiseerd rond een interne patioruimte, maar krijgt een gezicht aan het ‘Sluisplein’. Op de hogere verdiepingen komen woningen. Een hoogteaccent tot 50 meter is mogelijk. Op die manier ontstaat een interessant gemengd stedelijk programma, dat de katalysator wordt van de vernieuwing van dit stadsdeel.
1.3.2. SDC: Binnen de onderzoeksvraag werd ook een stadsdistributiecentrum, dat zorgt voor toelevering van de binnenstad via duurzame modi, meegenomen. In het ontwerpend onderzoek werden 4 mogelijke locaties onder de loep genomen: 2 in het havengebied (site Metalunion en site Kolen Tomar), 1 in het makersdistrict (t.h.v. Shurgard) en 1 aan de rand van de stadskern (t.h.v. oude brandweerkazerne). Deze scoren goed inzake de bediening van de binnenstad. Verder onderzoek moet uitwijzen welke locatie effectief wordt gekozen (buiten de scope van de conceptstudie).
1.3.3. Publieke ruimtes: Het voorstel voor de ontwikkeling van het Kaaidistrict werd niet enkel bepaald door het bebouwd weefsel en de programmatie, maar evenzeer door de publieke ruimte. Door de reorganisatie van het stadsdeel komt de auto minder prominent in beeld, en maken we plaats voor kwalitatieve verblijfsplekken, met groen en water als beeldbepalende elementen. Het Kaaidistrict wordt zo ingebed in het stedelijk weefsel met enkele fors bemeten autonome publieke ruimtes. Een bijstelling van de naamgeving zou de herkenbaarheid nog verder versterken (bv. Sint-Pieterszuidpark, Slachthuislaan, Vaartlaan, Sluisplein, …).
1.3.4. Circulariteit: Binnen deze visie werd steeds ingezet op maximale circulariteit. Er werden ambities geformuleerd om bij verdere ontwikkeling minstens de stromen op vlak van afval, water, energie en materialen te beheren.
1.4. Inzicht krijgen in de (financiële) haalbaarheid:
Binnen het traject werd duidelijk dat bij dit alles een integrale benadering van het projectgebied belangrijk is. Het is immers niet wenselijk dat enkel de economisch meest rendabele projecten gerealiseerd worden met het marktelijke gevolg dat de overige delen verweesd achterblijven. Daarom is het belangrijk dat we het volledige plaatje goed begrijpen en op voorhand de bedreigingen en opportuniteiten goed weten in te kapselen in de visie en het beleid. Daarom voerde CityD-WES een financiële impactberekening uit – uiteraard gebaseerd op een aantal hypotheses – die inzicht moet verschaffen. Het streefdoel voor een financieel haalbaar project – in de ogen van de projectontwikkelaar – zal, zeker in de fase van macroberekeningen waar nog steeds heel wat onbekend factoren zijn, minstens 15% marge kosten en 20% marge kosten bedragen (gewenst is 20 % - 25 %). Deze berekening resulteerde in volgende vaststellingen:
1.5. Formulering van aandachtspunten:
Zoals hierboven al aangehaald, bleven bij de terugkoppeling van het toekomstbeeld voor het Kaaidistrict met alle stakeholders nog een aantal zaken die niet ten gronde uitgeklaard zijn:
Het zijn elementen die bijzondere aandacht verdienen bij de verdere uitwerking van deze conceptstudie; in het transitieplan. Ze worden dan ook besproken in hoofdstuk 4 van het eindrapport zodat dit bij verdere uitwerking van het transitieplan kan worden meegenomen. Hieronder wordt kort toegelicht wat hierover in het eindrapport is opgenomen:
1.5.1. Mobiliteit en verkeersleefbaarheid: Het voorgestelde programma in het toekomstbeeld zal bijkomend verkeer genereren (woonfuncties verweven met maakeconomie, KMO-functies, grootschalige kleinhandel, kantoren, een hotel,...). Hoewel een duurzame mobiliteit voor het stadsdeel Kaaidistrict een belangrijk uitgangspunt vormt, schuilt hierin ontegensprekelijk een gevaar dat het mobiliteitssysteem tegen haar limieten aanloopt. Wetende dat de Sint-Pieterskaai (R30) vandaag al te kampen heeft met een hoge verkeersdruk en een concentratie van zwarte punten, wordt mobiliteit een erg belangrijk aandachtspunt in het verdere planproces. In functie van de resultaten van de conceptstudie en een eventuele latere opmaak van een RUP, zal een mobiliteitsstudie dan ook moeten uitwijzen of het vervoerssysteem de extra mobiliteit die wordt gegenereerd nog op een kwalitatieve manier kan verwerken.
Door BUUR werd wel al een voorstel van circulatieschema uitgewerkt: Globaal gesteld wordt het Makersdistrict voor vrachtverkeer bediend via het havengebied (Pathoekeweg) en de retailcluster en het fooddistrict worden bediend via de Sint-Pieterskaai. (Noot: de toelevering met vrachtverkeer gebeurt in het geval van Horeca Totaal langs de magazijnen aan de Jacob van Arteveldestraat. De connectie tussen het magazijn en de winkel gebeurt in het toekomstmodel via een ongelijkvloerse automatische loopband.)
Deze verkeersorganisatie laat toe om de fietsassen doorheen het gebied vrij van (zwaar) gemotoriseerd verkeer te organiseren. Het fietsnetwerk wordt dus sturend voor de ontwikkeling. Een nieuwe fietsbrug over het kanaal Brugge-Oostende in het verlengde van de Veemarktstraat versterkt nog de fietstoegankelijkheid van het Kaaidistrict.
De zgn. ‘interne’ ontsluiting van de retailcluster en het fooddistrict faciliteert een structurele ontlasting van het woonweefsel, m.n. aan de Slachthuisstraat, de Sint-Pieterszuidstraat, de Veemarktstraat, de Vaartstraat en de Sint-Pietersgroenestraat. Het profiel wordt hier bijgesteld op maat van het lokaal woonverkeer. De organisatie van enkele richtingsstraten zou hier potentieel de verkeersruimte die vereist is voor de auto nog verder kunnen verkleinen, t.b.v. een hogere verblijfskwaliteit, en ruimte voor groen en water.
Zoals in 1.3.1.1. vermeld werd door BUUR ook een voorstel tot reorganisatie van de Sint-Pieterskaai (R30) gedaan, namelijk:
>>> OPMERKINGEN van Dienst B&O en dienst mobiliteit over:
1) het idee van een fietsbrug tussen de retailcluster en het Stubbekwartier (in verlengde van de Veemarktstraat): De dienst mobiliteit beoordeelt dit idee negatief omwille van de zeer beperkte netwerk-kwaliteiten (daarom werd deze link ook niet weerhouden binnen de goedgekeurde Visienota FR30) én de moeilijke ruimtelijke inpasbaarheid (in bijzonder hellingbanen van ruim 150 m lengte (want én ring én ringvaart te kruisen) die zowel zijde Sint-Pieters als zijde Christus-Koning moeilijk tot niet inpasbaar zal zijn).
Dienst B&O kan akkoord gaan met deze analyse door de dienst mobiliteit. De gewenste transformatie van het Kaaidistrict kan ook gerealiseerd worden zonder deze fietsbrug; dit zal geen afbreuk doen aan de gestelde ambitie. Om alle kansen te geven aan de integratie van volwaardige voetgangers-en fietsersinfrastructuur op de nieuwe Krakelebrug (cfr. recente beleidsbeslissingen hierover) kunnen we stellen dat deze fietsbrug in verlengde van de Veemarktstraat nu niet aan de orde is. Het hoeft dan ook niet meegenomen te worden in de mobiliteitsstudie.
2) over de herinrichting van de Sluisstraat: Er zal verder gewerkt worden op de reeds genomen beleidsbeslissingen over de herinrichting van de Sluisstraat (oa een verplichte links-uit voor site Lanssens en verkeerslichten op kruispunt Krakeleweg/Sluisstraat (zie 2020_CBS_00005 en 2021_CBS_00834) en de herziening van de havenverordening met beslissing over de Sluisstraat (2022_CBS_00003)).
3) over het voorgestelde circulatieschema en reorganisatie van de Sint-Pieterskaai (R30): Het circulatieschema en het voorstel tot reorganisatie Sint-Pieterskaai (R30) zullen, samen met het programma, getoetst moeten worden binnen de mobiliteitsstudie waarbij desgevallend bijsturingen – flankerende maatregelen – e.d.m. zullen geformuleerd worden.
>> VOORSTEL aan het CBS: Omdat het ambitieniveau van de conceptstudie hoog is en dat een mobiliteitscheck vergt, stellen we daarom in het voorstel van beslissing voor het mobiliteitsverhaal te onderzoeken. Daarbij zal uiteraard uitgegaan worden van het beslist beleid en gefocust worden op een goede bereikbaarheid, vlotte verbinding en veilige omgeving. We stellen voor om, in samenwerking met dienst mobiliteit en mobiliteitsactoren (AWV, MOW, provincie, De Lijn, lokale politie, MBZ,...), te starten met de opmaak van een mobiliteitsstudie. In deze studie zullen dus o.m. de bestaande studies (o.m. aanpak zwart punt Krakeleweg x R30 en zwart punt Scheepsdalebrug) ingekanteld worden, wat in deze Conceptstudie niet gebeurde gelet op de focus op de ruimtelijke visievorming.
1.5.2. Wonen vs haven: In het toekomstbeeld worden ca. 800 nieuwe woningen voorzien, waarvan een 375-tal rond de retailcluster, 240 aan de foodhub en 220 in het Makersdistrict. Zowel vanuit de stedelijke diensten als het havenbedrijf worden bezorgdheden geuit over de complementariteit van het wonen met de havenactiviteiten. Ook de ligging langs de ringweg R30 maakt de woonfunctie hier niet even vanzelfsprekend.
*Geluid: De geluidsoverlast binnen het Kaaidistrict is vooral geconcentreerd langs de R30. Op de perceelsgrens meten we waarden tussen 70 en 75 dB, en tot een afstand van 20 meter waarden tussen 65 en 70 dB. Op een afstand groter dan 20 meter is het geluid beperkt tot waarden onder de 65 dB, en wordt het haalbaar om kantoorfuncties en wonen te voorzien. De voorgestelde achteruitgeschoven bouwlijn n.a.v. een nieuwe mobiliteitsorganisatie komt dus ook de leefbaarheid en kwaliteit van de nieuwe ontwikkelingen langs de Sint-Pieterskaai ten goede.
*Luchtemissie, geur- en stofhinder: Vandaag zijn er vervuilende luchtemissies, geur- en stofhinder van enkele bedrijven binnen het havengebied, bv. een kolenimporteur en veevoederbedrijven. In de aanliggende wijk St.-Jozef zijn er eerder al klachten geweest van stofhinder op auto’s. Deze problematiek zal zich ongetwijfeld ook stellen bij nieuwe woonontwikkelingen in het Kaaidistrict, in het bijzonder in het Makersdistrict.
*Symbiose van 2 werelden mogelijk: De nieuwe ontwikkelingen inclusief woningen mogen geenszins de havenactiviteit belemmeren. Het werken binnen het Kaaidistrict en de haven is dan ook van primordiaal belang. Tegelijk is een sturing van het type activiteit in de directe nabijheid van het stedelijk weefsel aangewezen. Er is nood aan een sturend locatiebeleid binnen (het zuidelijk deel van) de Binnenhaven en in de grensgebieden van het stedelijk weefsel in functie van een goed nabuurschap tussen stad en haven. Hiermee kan op (middellange) termijn de overlast voor het wonen beperkt worden, de haven verder gericht uitgebouwd worden en synergiën gezocht in economische activiteiten in het grensgebied tussen stad en haven. Parallel lijkt het aangewezen te werken aan een duidelijke bewustmaking van de nieuwe bewoners.
>>> OPMERKINGEN van Dienst B&O: Verder overleg tussen Stad en Haven en afstemming van plannen moet de mogelijke kansen die de conceptstudie naar voor schuift verder verkennen. Het economisch weefsel en de focus op bedrijvigheid in Kaaidistrict en haven vormen een basis voor synergie. De woonontwikkelingen en eerder stedelijke functies zoals retail, food en kantoren en de havenontwikkelingen in de Zuidelijke binnenhaven moeten op elkaar afgestemd. Havenactiviteit en dus watergebonden bedrijvigheid moet de focus kunnen blijven in de Zuidelijk binnenhaven. Woonontwikkelingen, retail, food en kantoren mogen de watergebonden bedrijvigheid in de zuidelijke binnenhaven niet belemmeren noch verdringen. Overleg en afstemming van plannen moeten hiervoor zorgen.
Voorstel aan CBS: Dienst B&O stelt voor om de resultaten van de conceptstudie verder door te spreken met MBZ en plannen af te stemmen met de symbiose, of goed nabuurschap, tussen haven en stad als doelstelling. Door overleg en afstemming van plannen tussen ontwikkelingen in het Kaaidistrict en in het zuidelijk deel van de binnenhaven streven we een goed nabuurschap tussen stad en haven na.
1.5.3. Bouwhoogtes: Het Kaaidistrict ligt aan de rand van de binnenstad, in de onmiddellijke omgeving van (de bufferzone van) het Unesco Werelderfgoed. Deze ligging brengt een belangrijke verantwoordelijkheid met zich mee: een doordachte inzet van bouwhoogtes en beeldkwaliteit is onontbeerlijk. Er werd onderzocht welke ontwikkelingsmogelijkheden er mogelijk zijn en welke beperkingen er gelden:
1.6. Formuleren van de strategie om deze gewenste transitie ook effectief te realiseren: de implementatiestrategie
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat het volledige Kaaidistrict transformeert en niet beperkt blijft tot ontwikkeling van enkele plekken?
De marktlogica stuurt immers naar een maximalisatie van het meest winstgevende product, waardoor ontwikkelingen vaak naast elkaar gebeuren en moeilijker te ontwikkelen delen onaangeroerd blijven. Ook het traditionele lineaire proces van plannen – bouwen – invullen met eindgebruikers is onvoldoende om nieuwe clusters van innovatieve economie aan te trekken. Het zijn de grondposities, het redeneren vanuit individueel eigenaarschap en statische planningsprocessen die een enorme hindernis vormen om te komen tot een duurzame verwevenheid. Die verwevenheid moet ook verder gaan dan enkel op gebouw- of perceelniveau.
Binnen deze nieuwe ruimtelijke opgaven zijn robuuste ruimtelijke structuren (bv straten en pleinen) en netwerken (beleidsdomein overschrijdend, discipline overschrijdend, bestuur overschrijdend) belangrijk.
Er is daarom nood aan een integrale ontwikkelingsstrategie die niet enkel focust op ‘ruimte’ creëren voor nieuwe vormen van economie of een verbreding van de functies, maar op het creëren van netwerken van actoren en het creëren van ruimtelijke condities die ervoor zorgen dat draagvlak ontstaat voor een duurzame stadsontwikkeling met sterke samenhang en identiteit.
In hoofdstuk 5 van het eindrapport worden strategieën voor deze transitie uitgewerkt. Hieronder worden de belangrijkste kort samengevat:
1.6.1. Rol van de ruimtelijk bemiddelaar
Een transitietraject in een bestaande stadsomgeving is een complex gegeven en vergt een doorgedreven proces van bemiddeling tussen verschillende actoren. Er ontstaan vraagstukken die enerzijds een goede kennis van het DNA van de omgeving vragen en anderzijds brede expertise op verschillende domeinen. Uitdagingen beperken zich niet tot het grondgebied van een enkele eigenaar, en meerdere beleidsdomeinen zijn aan zet.
Traditionele planningsinstrumenten (masterplannen, structuurplannen, RUPs, …) volstaan meestal niet als antwoord op deze vraagstukken. We evolueren naar een meer geïntegreerde systemische benadering van de stad. Ontwerpend onderzoek vormt daarbij een belangrijke tool van dialoog en het doorhakken van belangrijke richtinggevende keuzes.
1.6.2. Opgaves naar een verweven Kaaidistrict
Parallel aan het definiëren van de economische roeping en identiteit van het projectgebied enerzijds en een geïntegreerde duurzame visie op de toekomstige gebiedsontwikkeling anderzijds, zijn er nog een aantal belangrijke opgaves waar een doorgedreven procesregie vanuit de stad noodzakelijk zal zijn.
Volgende opgaves worden gezien als vervolg van een doorgedreven projectregie:
a) Reorganisatie retail als sleutel tot transitie: Het reorganiseren van de grootschalige retail, nu verspreid aanwezig in het Kaaidistrict, is noodzakelijk om ruimte te creëren voor de gewenste ontwikkelingen. Welke maatregelen en acties kunnen de verschillende stakeholders (eigenaars, eindgebruikers, ontwikkelaars) bewegen tot een verhuis van de activiteiten naar de retailcluster? Er is nood aan verder inzicht in het spanningsveld tussen verschillende drijfveren en slagkracht van de diverse stakeholders in het projectgebied. Er is nood aan een concreter inzicht in lasten en baten van deze beweging. Er is ook nood aan een duidelijk standpunt en juridische maatregelen.
b) Een geïntegreerde mobiliteitsorganisatie: Een belangrijk uitgangspunt van de strategische ontwikkelingsvisie is een perceelsoverschrijdende organisatie van flows van mensen en goederen. Om in de toekomst garant te staan voor een performante multimodale bereikbaarheid, alsook voor het realiseren van de vestigingscondities voor de gewenste economische actoren zal een geïntegreerde mobiliteitsvisie op schaal van het Kaaidistrict opgemaakt moeten worden.
c) Integrale benadering van gesloten kringlopen: De strategische ontwikkelingsvisie schuift ook de opportuniteit van een geïntegreerde watermanagement op niveau van de stadswijk naar voor. Met de ambitie om de duurzaamheidsopgave rond watermanagement breder te trekken dan die van het gebouwniveau of het perceelsniveau, zal een integrale benadering van gesloten kringlopen op stadswijkniveau concreter onderzocht dienen te worden. Zo’n geïntegreerd watermanagement kan moeilijk via een ontwikkeling per perceel tot stand komen maar vergt een doorgedreven samenwerking van verschillende actoren en een proactief ruimtelijk beleid.
d) Energienetwerken op stadswijkniveau: Op het projectgebied werden verschillende mogelijkheden geschetst voor lokale energie- en warmtenetwerken op schaal van de stadswijk. Een intensieve procesregie en concrete afsprakenkaders zullen noodzakelijk zijn om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.
De ruimtelijke implementatie van de noodzakelijke netwerken zal belangrijke randvoorwaarden genereren voor toekomstige ontwikkelingen. De opmaak van een energietransitieplan is aangewezen.
1.6.3. Een implementatiestrategie per zone:
voor het Retaildistrict: Het delen van infrastructuur en open ruimte i.f.v. optimaler ruimtegebruik en kwalitatieve synergiën vormt een belangrijk uitgangspunt in het toekomstmodel. De realisatie ervan vergt een helder afsprakenkader met verdeling van lasten en baten, alsook een gefaseerde implementatie. Idealiter gebeurt dit in een kader van vertrouwen waarbij (financiële) agenda’s in een context van vertrouwen kunnen samengebracht worden.
voor de Foodcluster: Het toekomstmodel schetst de mogelijkheden voor de implementatie van een foodcluster. De realisatie van een foodcluster met wederzijdse synergiën is echter afhankelijk van de samenwerking van verschillende actoren. Een doorgedreven actorenonderzoek, naast gedetailleerder onderzoek i.f.v. ruimtelijke integratie vormt een volgende stap.
voor het Makersdistrict:
De financiële doorlichting toont aan dat het Makersdictrict wellicht moeilijk haalbaar wordt zonder de inzet van de toekomstige woonontwikkelingen als financiële hefboom. Een duidelijk afsprakenkader rond stedenbouwkundige lasten zal noodzakelijk zijn.
1.6.4. Mogelijke inzetbare instrumenten RO zijn: RUP, BGO, Handelsvestigingsconvenant (cfr decreet IHB), stedenbouwkundige lasten en ontwikkelingskosten (al of niet via een verordening), brownfieldconvenant.
1.6.5. Rol van de Stad is meer dan opmaak RUP’s, verordeningen, maar ook het in handen nemen van de procesregie: Om de gewenste vergunbaarheid en de gewenste ontwikkeling te garanderen zal een traditioneel instrumentarium enkel gericht op bestemming en inrichting onvoldoende zijn. De stad zal ook een proactieve rol dienen op te nemen. Het zal zaak zijn om het juiste instrument op het juiste moment in te zetten. Dit betekent ook een grote verwevenheid tussen korte termijn en lange termijn ‘plannen’. Voor elke zone bestaat er een verschillend vertrekpunt en een verschillende opgave (zie hoger).
De verschillende opgaven voor de implementatie van het gewenste toekomstbeeld in het projectgebied vereist een proactieve brede projectregie. Stad Brugge voert vandaag eerder een een reactief beleid (initiatieven beoordelen, sturen, randvoorwaarden definiëren,…). Er bestaan verschillende mogelijkheden om als stad te evolueren naar een proactief beleid (een duidelijk ambitieniveau vooropstellen, een helder planologisch kader uitwerken, samenwerkingsverbanden en afsprakenkaders tot stand laten komen,… ). Het projectteam somt enkele mogelijkheden hiervoor op:
1.6.6. Kritische succesfactoren voor projectorganisatie: Het is een complex geheel waar er naar een evenwicht gezocht zal moeten worden tussen de integrale benadering waarbij bepaalde thema’s niet los van elkaar benaderd kunnen worden enerzijds, en het opdelen in behapbare vraagstukken anderzijds. Aandacht hiervoor is cruciaal in een proactief beleid naar een duurzame ontwikkeling van dit stadsdeel. Volgende aspecten werden gedetecteerd als kritische succesfactoren m.b.t. de projectorganisatie en structuur:
a) Belang van duidelijke aanspreekpunten voor de stakeholders. Hierbij zijn eigenaarschap van de thematieken en (politiek) mandaat essentieel. Rollen zijn: projectregie, stedelijk onderhandelaar, matchmaking tussen keystakeholders, communicatie, …
b) Belang van interne afstemming en positiebepaling binnen lokaal bestuur (zowel binnen administratie als tussen administratie en politiek). Onduidelijke overlegmomenten zijn nefast voor een vlot projectverloop en voor de opbouw van de noodzakelijke vertrouwensrelatie.
1.7 Concrete aanbevelingen: Door het studieteam werden enkele concrete aanbevelingen gedaan die een eerste stap kunnen betekenen in de opzet van een proactief beleid rond een duurzame stadsontwikkeling van het Kaaidistrict.
1.7.1. Acties rond communicatie en placemaking: De ambities van het Stadsbestuur voor het Kaaidistrict zijn nog niet gekend bij een breed publiek. Het is cruciaal deze uit te dragen naar verschillende doelgroepen. Om het Kaaidistrict deel te maken van de ‘mental map’ van de Bruggeling worden volgende strategische acties voorgesteld:
a) OPMAKEN VAN EEN NARRATIEF: De voorliggende conceptstudie voor het Kaaidistrict leest niet meteen als een eenvoudig verhaal. De stedenbouwkundige opgave, waarbij wonen en werken worden verweven is dan ook niet alledaags. Wie het ontwerptraject mee heeft opgevolgd voelt ondertussen de nodige nuances aan. Voor een buitenstaander is dit minder evident. Er wordt voorgesteld om aanvullend op deze studie een beknopt samenvattend document op te maken dat het droombeeld voor de toekomst van het Kaaidistrict krachtig verbeeldt. De beelden dienen wervend en aantrekkelijk te zijn, de tekst helder en inspirerend. Het narratief moet een breed publiek van actoren aanspreken, met de nadruk op het wensbeeld van de stad Brugge, en de aanpak om er te geraken.
b) ORGANISEREN VAN KAAIFEESTEN: Om het project kenbaar te maken aan een breed publiek wordt voorgesteld om ‘Kaaifeesten’ te organiseren: een feest langs de kaaien (bv. rond de brug in de Sluisstraat of in de groenruimte langs de fietssnelweg), dat het gebruik en de beleving van het kaaidistrict in een ander perspectief plaatst. Dit kan door een stedelijke programmatie (bv. festival) of op een lokaal niveau als ontmoetingsplek voor de St.-Pieters- en de St.-Jozefwijk. Tijdens dit evenement wordt het droombeeld voor het Kaaidistrict kenbaar gemaakt via beeld en tekst van het ‘narratief’.
c) ACTIVEREN DOOR TIJDELIJK GEBRUIK EN TIJDELIJKE INRICHTING: Er worden ingrijpende ontwikkelingen verwacht binnen het Kaaidistrict. Momenteel worden al actief plannen ontwikkeld voor de sites Lanssens, het Slachthuis en Horeca Totaal. Deze sites worden belangrijke katalysatoren in de transformatie van het gebied. Tijdens de projectvorming kan op deze sites gewerkt worden aan placemaking door tijdelijk gebruik. Door tijdelijk gebruik kan deze plek betekenis krijgen voor de buurt. De stad kan de tijdelijke invulling aansturen vanuit wensen van de buurt: een informele ontmoetingsplek, knutselruimte of cafeetje in een vroeger kantoorgebouw, een overdekte speelruimte in een leegstaande hal, een fietsatelier, volkstuintjes op een restgrond,... De rol van de stad is in deze context ruimer dan enkel bevraging van de buurt. Door aankoop van strategische gronden en panden zou de stad een actievere rol kunnen opnemen als initiator van de gewenste functies binnen het Kaaidistrict. Gerichte steunmaatregelen laten toe deze functies te laten ‘groeien’ binnen het projectgebied. Er kan gedacht worden aan pop-up stores, waar starters de kans krijgen concepten uit te testen. De stad stuurt de ontwikkeling aan: bv. door buurtondersteunende functies, horeca, fitness, kleinschalige commerciële functies rond de (toekomstige) retailcluster,... aan te trekken, conform het wensbeeld. De stad kan ook inzetten op tijdelijke inrichting in de publieke ruimte, bv. het maken van een verblijfsplek op de parking aan de Slachthuissite, volkstuintjes langs het voormalige spoor, ... Daarnaast suggereren we om ook mobiliteitsopties te testen via tijdelijke inrichting.
1.7.2. Acties rond ruimtelijke bemiddeling:
a) AANSTELLEN VAN EEN PROJECTREGISSEUR (of ‘verweefcoach’): Deze persoon wordt de dirigent van het planproces. Hij of zij neemt een cruciale rol op voor de ontwikkeling van het Kaaidistrict. De projectregisseur wordt het centraal aanspreekpunt, de connector tussen belangrijke actoren als het havenbedrijf, de stadsdiensten, de private ontwikkelaars, de bewoners,... Hij / zij vormt tegelijk een evidente brugfiguur tussen de stedelijke diensten stedenbouw en economie. De projectregisseur bouwt verder op bestaande dynamieken in het gebied en geeft die verder richting via een ‘ontwikkelingscharter’, waarin gerichte inbreng van de stad en private partijen wordt uitgebalanceerd. Verschillende partijen worden samen rond de tafel gebracht zodat vanuit gemeenschappelijke belangen een doordacht locatiebeleid kan gevoerd worden. Beheersstructuren worden opgezet, stedenbouwkundige lasten worden onderhandeld,... De stad kan er ook voor kiezen deze rol te laten opnemen door een externe partner.
b) VERDERE VERDIEPING, INHOUDELIJK, PROCESMATIG EN INSTRUMENTEEL: De voorliggende conceptstudie vormt een eerste aanzet, of zoals de naam het zegt: een ‘concept’ voor de ontwikkeling. Het project voor het Kaaidistrict is hiermee niet ‘af’. Er wordt een verdere verdieping voorgesteld, zowel op inhoudelijk als procesmatig en instrumenteel vlak. Dit gebeurt bij voorkeur tegelijk bottom up, als top down. Zo is er verdere verfijning vereist van de kant van de private actoren. De projecten worden verder gedetailleerd: functies worden bepaald, net als de volumetrie, de ontsluiting, de beeldkwaliteit,... Aanhoudende dialoog is vereist om hierbij ook de stedenbouwkundige lasten te bepalen. Investeringen van de stad (overheid) worden gekoppeld aan private initiatieven. Het uitgangspunt is een gebalanceerde inbreng van middelen die leiden tot een win-win situatie. Daarnaast is ook bijkomend studiewerk voor de overheid aan de orde. Zoals eerder aangegeven is bijkomend onderzoek nodig op vlak van mobiliteit, de milieu-impact (sanering, vervuiling, geluid,...) en een verdere verfijning van de bouwvolumetrie, in overleg met Icomos. De projectregisseur coördineert deze studies, stuurt ze mee aan en zorgt voor coherentie in de planvorming.
c) TRANSFORMATIE VIA HERINRICHTING PUBLIEK DOMEIN: Tijdelijke inrichting maakt experiment mogelijk. Maar uiteindelijk is de effectieve herinrichting van het publiek domein wellicht het krachtigste instrument dat de stad in handen heeft om de transformatie in het Kaaidistrict op gang te trekken. De inzet is om vanuit een geïntegreerd langetermijnplan een coherente en herkenbare beeldkwaliteit voor het Kaaidistrict te introduceren. Via gerichte ingrepen wordt het ambitieuze toekomstplan voor het Kaaidistrict stap voor stap concreter, met de uitbouw van het fietsnetwerk, een klimaatbestendige groenstructuur, een nieuwe ontsluitingsstuctuur, geclusterd parkeren, meer ruimte voor verblijf,... Bij voorkeur wordt de herinrichting van het publiek domein gekoppeld aan concrete private initiatieven.
1.7.3. Acties rond de uitwerking van het juridisch kader:
a) BGO (Beleidsmatig gewenste ontwikkeling): Er wordt voorgesteld om de conceptstudie Kaaidistrict te laten valideren als BGO. Op die manier geeft het stadsbestuur duidelijk te kennen dat het achter de algemene visie staat, en werk wil maken van de vernieuwing van dit strategisch stadsdeel. Op basis van een vastgesteld BGO wordt de visie sturend bij de beoordeling van vergunningen. De procedure is hoe dan ook sneller dan die van een RUP, maar is minder sluitend.
b) JURIDISCHE VERANKERING VIA OPMAAK RUP: Ook na de vaststelling als BGO blijft de opmaak van een nieuw RUP voor het gebied vereist. Enkel zo wordt de toekomstvisie effectief juridisch sluitend verankerd. Het RUP legt alle ontwikkelingsmogelijkheden inzake densiteit (V/T), maximale bouwhoogtes, functionele invulling,... vast.
c) OPZETTEN INVESTERINGSFONDS VIA STEDENBOUWKUNDIGE LASTEN: De stad Brugge heeft weinig ervaring met het instrument van de stedenbouwkundige last. De opmaak van een duidelijk kader is essentieel om er voor te zorgen dat de ‘spelregels’ voor de private partijen duidelijk zijn: welke stedenbouwkundige last wordt gekoppeld aan een ontwikkeling binnen het Kaaidistrict (of binnen een breder kader). De gelden die op die manier worden gegenereerd voeden een investeringsfonds, als voeding voor concrete investeringen in het Kaaidistrict. We zien de opmaak van het kader voor stedenbouwkundige lasten en de initiatie van een investeringsfonds als een prioritaire handeling, zodat ‘cherry-picking’ in de eerste ontwikkelingsfase wordt vermeden.
2. Statuut van deze conceptstudie
Conceptsubsidie voor conceptbegeleiding is gericht op het ‘veranderen van de plek’ op vlak van stedenbouw en architectuur én het omvat onderzoek naar sociale en economische uitkomsten op lange termijn. Het resultaat van deze conceptstudie is dus geen uitgewerkt ontwerp voor uitvoering, maar het geeft een toekomstmodel met de richting en principes om als leidraad te hanteren bij de verdere ontwikkeling van een gebied. Dit zal gefaseerd gebeuren. Dit wil zeggen dat niet alles op korte termijn moet onderzocht worden. Het mobiliteitsverhaal is echter cruciaal, dus daarvoor moet wel op korte termijn onderzoek gebeuren (via opmaak mobiliteitsstudie).
Deze conceptstudie heeft een hoog ambitieniveau. Zoals eerder gezegd brengt dit hoge ambitieniveau ook knelpunten met zich mee die nog verder onderzocht moeten worden. Bij de verdere ontwikkeling van het gebied zal steeds de check met de realiteit moeten gebeuren. Zo zullen heel wat aanpassingen aan het openbaar domein moeten gebeuren. De kost hiervoor werd nu niet berekend. Ook andere aspecten zullen bij projectuitwerking, vergunningsaanvragen en vertaling in een RUP nog verder onderzoek vergen. Goed nabuurschap met de haven moet verder onderzocht worden. Dit gebeurt in overleg met – al of niet op initiatief van – MBZ. Het aspect hoogbouw moeten we verder met Unesco bespreken. Door de conceptstudie te laten goedkeuren in de Gemeenteraad en hierover te communiceren, kan dit als BGO (beleidsmatig gewenste ontwikkeling) beschouwd worden. Op die manier kan aan Unesco/Icomos garanties gegeven worden dat in de rest van het gebied geen hogere volumes komen die een negatieve impact zouden hebben op het werelderfgoed.
Dus, deze conceptstudie betekent de opstart van een transitiestrategie naar een door verschillende actoren gedragen toekomstbeeld.
3. Volgende stappen - voorstel aan CBS:
Door het studieteam werden enkele concrete acties aanbevolen (zie hoger: 1.7). Op basis hiervan stellen we aan het CBS voor om op korte termijn volgende stappen te zetten:
Er wordt kennis genomen van het eindrapport van de conceptstudie “stadsvernieuwingsproject Kaaidistrict” waarin een toekomstbeeld én implementatiestrategie werd uitgewerkt voor het Kaaidistrict.
De conceptstudie “stadsvernieuwingsproject Kaaidistrict” wordt goedgekeurd. Dit betekent dat dit toekomstbeeld gehanteerd zal worden als leidraad bij verdere ontwikkelingen in het gebied en bij de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening.
Raadslid Karin Robert komt tussen.
Schepen Nico Blontrock antwoordt.
Een overzicht van de voorgestelde wijzigingen (zie de bijlage voor het volledige voorgestelde dienstreglement):
1. Aanpassingen omwille van een gewijzigd en uitgebreider dienstenmodel
- IBL-verkeer wordt vanaf eind april op een andere manier georganiseerd als onderdeel van het Eengemaakt Bibliotheek Systeem (EBS). Voor het publiek betekent dit dat een IBL-aanvraag vanaf dan ook van thuis kan gebeuren via Mijn Bibliotheek. Het kostenmodel voor de bibliotheek verandert. Een deel van de verhoging wordt doorgerekend aan de lener als filter voor een zorgvuldig gebruik van deze dienst. We willen dit tegelijkertijd beschouwen als een democratische dienst in aanvulling op het eigen aanbod.
- Ook aanvragen voor werken uit het magazijn zullen online kunnen gebeuren door de leners. Hiervoor wordt geen extra kost aangerekend. De reservatiekost voor aanwezige werken uit open kast blijft behouden.
- Sinds eind vorig jaar is het mogelijk om zich online in te schrijven, lidmaatschap te verlengen en online openstaande kosten te betalen
- We voorzien in 2022 de implementatie van de mogelijkheid om leners in de bibliotheek te laten printen vanaf hun eigen toestel. De voorwaarden (lid zijn van de bibliotheek en kostprijs) blijven dezelfde.
2. Aanpassing retributies
- tarief koffie in de hoofdbibliotheek wordt vastgelegd op 1 EUR.
Er werd via een lopend raamcontract een nieuw contract afgesloten voor aanbod koffie en warme dranken in de hoofdbibliotheek. Het aanbod, service en workflow is grondig gewijzigd. De inkomsten van de verkoop worden vanaf nu geïnd door de bibliotheek.
- aanpassing tarief bibliotheektas.
Tot voor kort boden we plastic wegwerptassen aan met een algemene opdruk in verband met bibliotheken. Ondertussen hebben we herbruikbare, duurzame tassen laten maken, met gepersonaliseerde opdruk. De kostprijs ligt echter hoger per stuk, vandaar het voorstel om de verkoopprijs op te trekken van 0,50 EUR naar 1,00 EUR.
- aanpassing tarief IBL.
De tarieven wijzigen, om hoger genoemde reden, als volgt: aanvraag bij een andere openbare bibliotheek zal 5 EUR kosten i.p.v. 1 EUR. Aanvragen bij niet-openbare bibliotheken blijven afhankelijk van wat de leverende bibliotheek aanrekent. Doorgaans is dit een hoger tarief. Hier laten we de administratiekost van 1 EUR vallen.
3. Aanpassing uitleenvoorwaarden:
Omwille van een heldere communicatie en zo eenvoudig mogelijke praktijk stellen we volgende aanpassingen voor in verband met uitleenvoorwaarden:
- Het maximum aantal uit te lenen materialen dat over het gehele netwerk kan uitgeleend worden blijft behouden en is beperkt tot 25 items per lenerspas. Voor volgende materialen -die gelijke uitleenvoorwaarden hebben- wordt geen aparte beperking meer opgelegd per materiaalsoort, voor zover de 25 in totaal niet overschreden wordt. Het gaat om: boeken, luisterboeken, strips, tijdschriften, cd's, informatieve dvd's of muziekdvd's.
- Het aantal uit te lenen sprinterspeelfilm wordt van 3 naar 2 gebracht, naar analogie met sprinterboeken en kamishibai.
Uitbreiding omwille van nieuwe materialen:
- Het Taalpunt werd in de voorbije twee jaar met succes verder uitgebouwd. Deze collectie werd uitgebreid met taalspellen. Naar analogie met vb. kamishibai-vertelplaten en taalcursussen wordt de uitleen van taalspellen beperkt tot 2 items per lenerspas. De uitleentermijn bedraagt 4 weken, verlengen is niet mogelijk.
4. Verduidelijking in de tekst en actualisering
- We ondervinden dat extra toelichting nodig is bij de uitleenmogelijkheden voor groepen en professionele gebruikers (onderwijs, kinderopvang, ...).
- Bij de terugvorderingsprocedure via een nota voor laattijdig ingeleverde materialen is het technisch enkel mogelijk om een administratiekost per nota aan te rekenen, en niet per materiaal zoals oorspronkelijk voorzien was.
- Recent werden enkele adreswijzigingen doorgevoerd: wijziging adressen bibliotheekfilialen Xaverianen, Daverlo en Sint Andries wordt opgenomen.
- We schrappen de bepaling dat het noodzakelijk is om lid te zijn van de bibliotheek om boeken, tijdschriften en kranten ter plaatse te kunnen raadplegen. Dit is een aanpassing aan de reële praktijk.
Tijdens het overleg, op 9 maart 2022, verleende het Beheersorgaan van de Openbare Bibliotheek gunstig advies aan het voorgestelde dienstreglement (zie ook de bijlagen beheersorgaan).
De aanpassingen van het dienstreglement van de Openbare Bibliotheek worden goedgekeurd en treden per 1 mei 2022 in werking.
Klantgerichtheid staat centraal in de digitale strategie van de stad. Bewoners, bezoekers en ondernemers moeten op een gebruiksvriendelijke, laagdrempelige en toegankelijke manier vlot online toegang hebben tot alle diensten van de stad.
Om dit te toetsen voerden de diensten Huis van de Bruggeling, Communicatie & Citymarketing en Informatica in de eerste helft van 2021 een gebruikersonderzoek uit (dossier 2020_CBS_04992). Het bracht ook in kaart dat het maken van meldingen en afspraken een goed startpunt zijn voor de ontwikkeling van een stadsapp.
Voor een heldere en efficiënte communicatie naar de burger in de app werd eind 2021 een blauwdruk gerealiseerd (dossier 2021_CBS_04483). Hierin werden processen van inkomende communicatie van afspraken en meldingen geoptimaliseerd en uitgewerkt in high-level schermen en flows.
Stad Brugge wenst op korte termijn, namelijk gedurende april 2022, over te gaan naar de uiteindelijke realisatie van deze blauwdruk in een stadsapp. De lancering is voorzien in november 2022 met de functionaliteiten van het maken van meldingen en afspraken.
Binnen het raamcontract (perceel 4 - softwareondersteuning) werd een voorstel en bijhorende pitch opgevraagd bij Cronos. Het voorstel en pitch van hen sluit duidelijk aan bij de verwachtingen van de ontwikkeling van de stadsapp. De duurzaamheid, uitbreidbaarheid en kwaliteit werd duidelijk aangetoond door de aangeboden referenties, een duidelijke motivering van technologische keuzes, de connectie met Digitaal Vlaanderen, een plan van aanpak waarin co-creatie centraal staat en een team met veel ervaring.
Kostprijs
De kostprijs voor de ontwikkeling van de app komt uit op 194.687,79 euro inclusief btw.
Het onderhoudscontract voor de stadsapp bedraagt 26.659,05 euro inclusief btw per jaar.
Fase 2 m.b.t. ontwikkeling van een stadsapp - ontwikkeling en ondersteuning wordt goedgekeurd.
De ontwikkeling van de stadsapp (fase 2) wordt afgenomen binnen het raamcontract gegund aan Cronos Public Services NV, Veldkant 33A, 2550 Kontich, BE0458085765 voor 194.687,79 euro inclusief btw.
Deze uitgave wordt geboekt op beleidsitem BI011906, actie SA00018 en rekeningnummer 24020001. Budgetjaar 2022.
Het onderhoudscontract voor de stadsapp wordt (na oplevering) afgenomen binnen het raamcontract gegund aan Cronos Public Services NV, Veldkant 33A, 2550 Kontich, BE0458085765 voor 26.659,05 euro inclusief btw.
Deze uitgave wordt geboekt op beleidsitem BI011906, een nog aan te maken actie, en rekeningnummer 61465000. Budgetjaar 2022.
Raadsleden Geert Van Tieghem en Janos Braem komen tussen.
Schepen Pieter Marechal antwoordt.
Op 14 februari jl. besliste het bestuur om verder in een aanvullend pensioen te voorzien via instap in OFP PROLOCUS (algemene toelichting over OFP PROLOCUS in bijlage).
Met deze instap, moeten een aantal zaken worden beslist. Het betreft volgende punten:
1. Toetreden tot OFP Prolocus: toetredingsakte
Toetreden tot OFP Prolocus, impliceert aanvaarding van het kaderreglement, de beheersovereenkomst, het financieringsplan en de verklaring betreffende de beleggingsbeginselen.
Stad Brugge treedt toe vanaf 01/01/2022, aansluitend op de afgelopen verzekering. Daartoe wordt de toetredingsakte ter ondertekening voorgelegd aan de Voorzitter van de Gemeenteraad en aan de Algemeen Directeur, na goedkeuring door de gemeenteraad. De toetredingsakte wordt vervolgens ten laatste op 30 april 2022 bezorgd aan OFP PROLOCUS om zo de tweede pensioenpijler verder te verzekeren voor de contractuele medewerkers bij het bestuur.
2. Kaderreglement, beheersovereenkomst financieringsplan en beleggingsaanpak
De pensioentoezegging via OFP PROLOCUS is uitgeschreven in een kaderreglement. Het kaderreglement betreft de invoering van een pensioenstelsel dat voorziet in extralegale voordelen ter aanvulling van de wettelijke pensioenstelsels, en bepaalt bijgevolg de aanpak en uitwerking van de voorzieningen. Dit reglement is toegevoegd in bijlage en wordt voorgelegd ter aktename. Dit is onderhandeld in onderhandelingscomité C1, met protocol van akkoord gesloten op 21 maart 2022.
Bijkomend dient het bestuur ook de statuten van OFP PROLOCUS, de beheersovereenkomst van OFP PROLOCUS, het financieringsplan en de verklaring inzake beleggingsbeginselen (algemeen luik en specifiek luik VVSG) te aanvaarden. Over het financieringsplan en de verklaring inzake beleggingsbeginselen is in bijlage alle nodige tekst en uitleg uitgewerkt.
De specifieke reglementering van toepassing op medewerkers van Stad Bruge komen in het bijzonder pensioenreglement. Dit bevat de details met betrekking tot punten 3, 5 en 6 hieronder.
3. Basistoezegging (3%) en eventueel aanvullende toezeggingen
Het bestuur besliste in zitting van 27 september 2021 om een basistoezegging van 3% te voorzien vanaf 01.01.2021 (besluit in bijlage). Voorgesteld wordt deze basistoezegging te verankeren in het nieuwe pensioenstelsel voor het aanvullend pensioen, aangezien dit de minimale bijdrage is om de nodige kortingen op de responsabiliseringsbijdrage te vrijwaren.
Er bestaat de mogelijkheid om daarnaast te voorzien in een inhaaltoezegging en een bijzondere toezegging en een step rate.
Een inhaaltoezegging is een extra bijdrage voor een groep medewerkers voor een periode voorafgaand aan de oprichting van de tweede pijler. Zo’n toezegging is typisch bij oprichting van een tweede pensioenpijler. Zo'n toezegging is door het bestuur reeds toegekend in 2010, bij oprichting van de tweede pijler, aan de groep medewerkers die toen al langer dan 25 jaar voor het bestuur werkten en hun pensioen dus sneller zagen naderen dan jongere medewerkers.
Een bijzondere toezegging kan worden toegekend wanneer er bijvoorbeeld VIA-middelen ter beschikking zijn die hiervoor kunnen dienen. Er is geen aanleiding of extra budget beschikbaar om extra toezeggingen te voorzien. (Er is slechts een beperkt aantal diensten dat in aanmerking komt voor toekenning van VIA-middelen; het bestuur heeft steeds de lijn uitgezet dat de VIA-middelen geen aanleiding zijn om een groep collega's te bevoordelen).
Een step rate betreft de mogelijkheid om een extra percentage bij te dragen aan de tweede pensioenpijler voor medewerkers van wie het pensioen niet op het volledige loon wordt berekend. Dit is zo omdat voor de pensioenberekening een maximum loonbedrag als basis wordt genomen, en deze medewerkers met hun loon boven dat maximum zitten. Het wettelijk pensioen van deze contractuele medewerkers zal dus in verhouding meer verschillen van het wettelijk pensioen van de vastbenoemde medewerkers. Voor wie in deze situatie is, kan de werkgever een hogere tweede pijler voorzien op het stuk van het loon waarop geen wettelijk pensioen wordt berekend, om zo het verschil tussen het pensioen van beide medewerkers toch te beperken. Het betreft anno 2022 twintig medewerkers, met een geraamde kost van 12.000 euro indien een step rate van 10% zou worden vastgelegd. De groep medewerkers die in aanmerking komt, wordt jaarlijks iets groter gelet op de evolutie van de functionele loopbaan (anno 2024 betreft het een 35-tal medewerkers met geraamde kost 22.000 euro).
Voorgesteld wordt momenteel geen extra toezeggingen te voorzien. Het is mogelijk om in de toekomst in een bijzondere toezegging of step rate te voorzien, dat kan steeds vanaf 1 januari van het jaar volgend op de beslissing.
4. Afgevaardigde in algemene vergadering en bestuur
Iedere werkgever dient een vaste stemgerechtigde vertegenwoordiger alsook een ‘vervanger’(reserve) aan te duiden voor de algemene vergadering van het fonds. Deze persoon is idealiter een beleidsverantwoordelijke maar kan ook vanuit de administratie aangeduid worden. Deze vertegenwoordiging in de algemene vergadering van OFP Prolocus is onbezoldigd. De vertegenwoordiger moet bestuurder, lid van het directiecomité, of werknemer van de entiteit zijn. De aanduiding va deze vertegenwoordiger is geldig voor de lopende legislatuur.
In een volgende fase worden ook bestuurders aangeduid, waarbij Brugge in aanmerking komt een bestuurder voor te dragen indien Antwerpen en/of Gent niet toetreden.
5. Eventueel: vorming ‘MIPS-groep’
Een bestuur kan met andere rechtspersonen waarmee ze nauwe banden heeft (AGB’s, OCMW) een MIPS-Groep vormen. De afkorting ‘MIPS’ staat voor ‘Multi Inrichters Pensioenstelsel’. De voorwaarde hiervoor is dat het gaat om juridisch gelinkte besturen binnen dezelfde gebiedsomschrijving die financieel van elkaar afhankelijk zijn (bv. gemeente, OCMW, AGB). Het pensioenplan van deze werkgevers dient in dit geval ook identiek te zijn. In tegenstelling tot besturen binnen het globale fonds bestaat er binnen zo’n MIPS onderlinge financiële solidariteit: kan een van de aangesloten besturen binnen de MIPS de bijdragen voor het pensioen niet meer zelf betalen, dan worden de andere besturen binnen de MIPS de factuur gepresenteerd ter betaling. Voor de aangeslotenen zorgt een MIPS voor een ononderbroken pensioenopbouw bij mobiliteit binnen de werkgevers van deze MIPS.
Een MIPS-groep kan bij de toetreding van de betrokken besturen op 01/01/2022 opgericht worden, of op een later moment in de toekomst.
Voorgesteld worden om enkel met Stad Brugge toe te treden en geen deel uit te maken van een MIPS, om volgende redenen:
- voor de werknemers van Mintus/de welzijnsverenigingen en het OCMW gelden er voor het personeel aangeworven tot 01/01/2020 afwijkende bijdragepercentages op basis van anciënniteit. Na aftoetsing met specialisten is vastgesteld dat het niet evident is dat deze mensen hun rechten behouden indien er één MIPS wordt gevormd met Mintus/de welzijnsverenigingen en het OCMW.
- De statuten van de welzijnsverenigingen laten toe dat lokale besturen buiten Brugge kunnen toetreden. Op deze manier is het niet evident om onderlinge financiële solidariteit te behouden.
Het is steeds mogelijk om op een later moment een MIPS te vormen, evenwel niet met terugwerkende kracht.
6. Financiering en inning via RSZ
Om het aanvullend pensioen via OFP PROLOCUS te financieren dient elk bestuur een premie te betalen. Deze premie zal bestaan uit drie componenten:
De inning van deze premie wordt in 2022 opgestart door de RSZ: de op basis van het financieringsplan verschuldigde bijdragen en de kosten voor het functioneren van OFP PROLOCUS zullen ingehouden worden door de RSZ en daarna doorgestort worden aan OFP PROLOCUS. Dit is conform de werking met de vorige verzekeraar, waarbij de RSZ eveneens de verschuldigde bijdragen inde en doorstortte.
De bijkomende kostenpremie op jaarbasis om de kosten van het pensioenfonds te dekken wordt berekend à rato van € 1.000 per werkgever + € 10 per aangesloten werknemer. Er zijn daarnaast geen andere (eenmalige of recurrente) kosten gelinkt aan de toetreding tot het fonds, noch in het geval van een MIPS.
De jaarlijkse kostenpremie is verschuldigd door iedere werkgever, ongeacht schaalgrootte of eventuele deelname aan een MIPS-groep. Het kostenmodel zal na 3 jaar geëvalueerd worden en kan op dat moment eventueel bijgestuurd worden.
Elke contractuele werknemer is automatisch aangesloten bij de tweede pijler. Bij opmaak van het dossier werken 1.170 contractuelen bij de organisatie.
De totale meerkost per jaar is op basis van bovenstaande informatie te ramen op een minimum kost van 12.700 euro. Dit kan momenteel benomen worden binnen de personeelsenveloppe gelet op de beperkte meerkost. Indien een herziening van het kostenmodel tot hogere kosten leidt, kan er op dat moment een aanpassing van het budget gevraagd worden indien nodig.
7. Advies vakorganisaties
Gunstig advies vanwege de vakorganisaties, zoals gegeven in het bijzonder overlegcomité van 5 april 2022 (uittreksel in bijlage).
Er wordt kennis genomen van en ingestemd met
Er wordt kennis genomen van de verklaring inzake beleggingsbeginselen (SIP) (algemeen luik en luik VVSG) en de statuten.
Er wordt beslist om met ingang van 1 januari 2022 toe te treden tot OFP PROLOCUS (Afzonderlijk vermogen VVSG), en hiertoe onverwijld een verzoek tot aanvaarding als lid van de Algemene Vergadering te richten tot OFP PROCOLUS.
Er word ingestemd met het feit dat de door het financieringsplan verschuldigde bijdragen en de kosten voor het functioneren van OFP PROLOCUS zullen worden geïnd door de RSZ in naam en voor rekening van OFP PROLOCUS.
De pensioentoezegging bedraagt 3 % van het pensioengevend loon.
Het bestuur ondertekent geen overeenkomst met een andere werkgever en voert een UNI-pensioenplan in.
De heer Pieter Marechal wordt afgevaardigd als vertegenwoordiger in de algemene vergadering van OFP Prolocus. Mevrouw Barbara Lefebure wordt aangeduid als vervanger van voorgaande indien hij niet aanwezig kan zijn. Deze aanstelling geldt voor de volledige legislatuur.
De voorzitter van de Gemeenteraad en de Algemeen Directeur worden gemachtigd om de noodzakelijke vervolgstappen te nemen voor de uitvoering van voormelde beslissingen.
In zitting van 18 mei en 7 september 2020 werd aan het College een nota voorgelegd met de grote lijnen van het nieuwe organogram van de oude dienst Patrimoniumbeheer, die voortaan Facilitair beheer zou worden. Daarnaast werden ook een aantal prioritair in te vullen functies goedgekeurd. In zitting van 28 september 2020 keurde de Gemeenteraad de grote lijnen van het nieuw organogram goed.
De uitgangspunten en motivatie voor de wijziging waren en blijven de volgende:
De prioritair in te vullen functies werden in de loop van 2021 ingevuld : een financieel deskundige, een coördinator Veiligheid, een coördinator Services en het diensthoofd, de directeur Facilitair beheer.
Met bijgevoegde nota stelt het nieuwe diensthoofd de concrete tekening voor.
HET ORGANOGRAM
Bij de organisatiestructuur wordt de dienstverlening bekeken vanuit het oog van de klant (stadsbestuur, diverse stadsdiensten, burgers/verenigingen). Ten opzichte van het voorstel van september 2020 worden een aantal kleine wijzigingen voorgesteld.
Het nieuwe organogram is in bijgevoegde nota van het diensthoofd opgenomen.
PER AFDELING/ONDERDEEL
1. Facilitair Beleid
Facilitair Beleid draagt de visie van het facilitair beheer van de stad uit en ontwikkelt een gedegen strategie. Facilitair Beleid werkt ondersteunend en richtinggevend voor de diverse teams.
Het team beschikt hierbij over:
1 Directeur Facilitair Beheer (A5a-A5b).
1 Adviseur Vastgoed (A5a-A5b) – deze functie is uitdovend op deze weddenschaal en wordt na pensionering van de titularis aangepast.
1 Adjunct procesbeheer en beleid (A4a-A4b).
1 Data- en Digitaliseringsexpert (B1) NIEUWE FUNCTIE.
1 Financieel expert (B1).
1,5 Administratief medewerkers (C1).
Er wordt binnen Facilitair Beleid een kernteam opgericht om de structurele en projectgebonden samenwerking tussen diverse teams te bevorderen en de keuzes te maken tussen interne (zelf uitvoerend) dan wel externe regie (werkopvolging, uitbesteding) van de werken.
Dit kernteam bestaat uit : de directeur facilitair beheer, die de overkoepelende leiding heeft, de directeur bouwprojecten, adjunct procesbeheer, de coördinatoren van services, veiligheid & beveiliging, vastgoed, operationeel team & klantbeheer, en tot slot de teamverantwoordelijke klantbeheer. Deze centrale aansturing zorgt voor de noodzakelijke inhoudelijke synergieën binnen de eigen dienst, binnen de Cluster Shared Services alsook met de andere stadsdiensten en externe actoren. Men bouwt aan één organisatiecultuur en responsabiliseert de volledige dienst.
Er wordt vorm gegeven aan een efficiëntere samenwerking met andere verwante diensten, zoals Eigendommen, Openbaar Domein, Mobiliteit, Vergunningen IDPBW, … Er is ook een samenwerkingscel vastgoed opgestart.
Door met een klein centraal administratief team te werken, kan de administratie in de andere afdelingen worden versterkt.
2. Gebouw en Installaties
Deze afdeling bestaat uit een Operationeel Team en een Team Bouwprojecten en wordt aangestuurd door de directeur Facilitair Beheer.
Operationeel team & Klantbeheer
Dit operationeel team concretiseert de visie op een klantgerichte werking : een redelijk antwoord binnen een redelijk termijn geven bij vragen en meldingen, een vlotte realisatie van de noodzakelijke en wenselijke herstel- en aanpassingswerken, afstemming in planning van de facilitaire projecten, technische ondersteuning van de klant op vlak van beheer van de gebouwen.
Het team werkt nauw samen met Team Bouwprojecten en biedt ondersteuning aan de experten bij het in kaart brengen van de conditiestaat van de gebouwen, gaat na welke investeringen nodig zijn met het oog op de instandhouding en/of aanpassing van de gebouwen of de renovaties ervan. Meerjaren-onderhoudplanning, welk type raamcontracten zijn wenselijk of zinvol. Er is een shift naar een meer proactieve manier van werken.
Het beschikt hierbij over:
1 Coördinator Operationeel Team & Klantbeheer (A1a-A2a).
1 Teamverantwoordelijke Klantbeheer (B4-B5) NIEUWE FUNCTIE.
2 Dienstleiders Operationeel Team (C4-C5).
6 Technisch medewerker Klantbeheer (C1-C3) (bouwkunde – elektriciteit – HVAC) NIEUW.
3 Administratief Medewerkers (C1-C3) voor helpdesk, raamcontracten, facturatie, …
29 Vakspecialisten Bouwkundig en Technisch (C1-C3) OPWAARDEREN MEDEWERKERS OP D-NIVEAU.
(schilder-, metsel-, timmer-, las-, elektriciteit-, sanitair,- loodgietwerken)
Team Bouwprojecten
Dit team staat in voor de strategie en beleidsopvolging voor alle bouwprojecten binnen facilitair beheer, verschaft beleidsadvies, werkt bestekken uit voor kleinere werken, zorgt voor technisch advies rond onderhoud en ontwerp, ...
De opsplitsing gebouwendienst – elektromechanica bestaat niet meer: het samenvoegen van deze teams moet de interne samenwerking versterken. Een aantal zaken, waar de verantwoordelijkheid voor onduidelijk was, worden nu toegewezen aan het team Bouwprojecten. Het betreft o.m. bestekken en raamcontracten die nu door klantenbeheerders worden uitgewerkt.
Het team beschikt hierbij over:
1 Directeur Bouwprojecten (A5a-A5b) OPWAARDEREN.
3 Projectleiders Technische Installaties (A1a-A2a) 1 BIJKOMEND.
5 Projectleiders Bouwkunde (A1a-A2a).
4 Projectexperten Technische Installaties (B1-B3) (2 ELEK – 2 HVAC) 2 NIEUWE FUNCTIES EN 1 OPWAARDERING.
5 Projectexperten Bouwkunde (B1-B3) 3 BIJKOMEND.
1 Projectexpert Bouwkunde en Publiek Sanitair (B1-B3) + 1 NIEUW BELEID.
Deze functie wordt halftijds tijdelijk ingeschreven in de formatie, en aanvullend halftijds als definitief profiel. De loonkost hiervoor moet nog worden gefinancierd. Doel is o.m. een behoefte-analyse sanitair te maken voor nieuwbouwprojecten-stadsontwikkelingsprojecten, de toegankelijkheid van bestaand sanitair in stadsgebouwen in kaart te brengen en te verbeteren, aanspreekpunt te zijn intern en extern voor publiek sanitair, het onderhoud en de uitbating te voorzien, oplossingen voorstellen voor tijdelijke behoeften bij evenementen, shoppingdagen, …
3,5 Administratief medewerker (C1-C3) voor opmaak/opvolging collegedossiers facilitair beheer, overheidsopdrachten, vorderingsstaten, …
3. Services
Services krijgt meer taken en verantwoordelijkheden. Het bestaat enerzijds uit een afdeling Schoonmaak en Catering waar wordt ingezet op centraal en decentraal georganiseerde schoonmaak en ook de catering binnen de stadsgebouwen wordt verzorgd. Er wordt geïnvesteerd in het coachen van het schoonmaakpersoneel.
Anderzijds is er de afdeling vlootbeheer waar zowel de gemotoriseerde vloot als straks ook de dienstfietsen worden beheerd, aangekocht, …
Alles rond meubilair, kantoormateriaal en drukwerk kreeg een plaats in de verdere uitwerking van het magazijn in overleg met IDPBW, Openbaar Domein, Uitleendienst.
Het team beschikt hierbij over:
1 Coördinator Services (A1a-A2a).
1 Expert Transportbeheer (B1-B3).
3 Experten schoonmaak & catering (C1-C3) die moeten instaan voor de decentraliseringsoefening, stockbeheer, werkplanning in samenspraak met gebouwverantwoordelijke, …
3 Technisch Medewerker Vlootbeheer (C1-C3) 1 NIEUW + 2 OPWAARDERING.
3 Administratief medewerkers (C1-C3).
1 Magazijnier (C1-C3) die ook de webwinkel werkkledij op zich neemt.
1 Technisch medewerker magazijn/operationeel team (C1-C3) voor de ondersteuning van de ploegen.
2 Magazijnmedewerkers (D1-D3) voor de leveringen uit magazijn, uitleen, werkkledij, schoonmaakproducten
Schoonmaakmedewerkers (E1-E3) NIEUWE FUNCTIETITEL (voorheen hulparbeider schoonmaak).
4. Veiligheid & Beveiliging
Deze afdeling staat in voor de veiligheid van het patrimonium: evacuatie- en interne noodplannen, sleutelplanbeheer, veiligheid van het gebouw, organisatorische veiligheid, beveiliging en toegangsveiligheid, opvolging van asbest/legionella/ waterkwaliteit, keuringen en keuringsverslagen van de technische installaties, … dit in nauwe samenwerking met de (G)IDPBW. Er is gekozen om de veiligheidscentrale van de musea te laten inkantelen bij facilitair beheer.
Het beschikt hierbij over:
1 Coördinator Veiligheid & Beveiliging (A1a-A2a).
1 Expert elektronische veiligheid (B1-B3) (voorheen technisch gegradueerde veiligheidstechniek).
1 Expert organisatorische veiligheid (B1-B3) (voorheen technisch gegradueerde organisatorische veiligheid).
1 Expert bouwkundige veiligheid (B1-B3) voor o.m. bouwkundige adviezen in infrastructuurdossiers, rond veiligheid (asbest, waterkwaliteit, …), opvolging keuringen, vergunningen, ondersteuning gebouwverantwoordelijken op vlak van veiligheid en beveiliging, … NIEUW.
1 Adjunct-technische veiligheid (D4-D5) voor o.m. het onderhoud van de beveiligingsapparatuur, toegangsbeveiliging en sleutelplan, …
12 Centralisten veiligheidscentrale (D4).
0,5 Administratief medewerker (C1-C3).
MOTIVATIE EN BUDGETNEUTRALITEIT
Door gericht pensioneringen niet te vervangen of te vervangen door andere noodzakelijke profielen, heeft het diensthoofd de oefening budgetneutraal gehouden. De ruimte die hierdoor vrij kwam werd gebruikt om een aantal belangrijke wijzigingen in het personeelskader door te voeren.
De overweging werd gemaakt om eigen technische ploegen blijvend in te zetten, complementair aan de gerichte inzet van dienstverleners. Werken met eigen technische ploegen biedt immers de mogelijkheid om snel in te spelen op de noden, en om een hoog kwaliteitsniveau te realiseren vanuit de betrokkenheid van de medewerkers.
Alle vakspecialisten (smid /schilder/schijnwerker/metser/sanichauf/elektricien) worden ingeschaald op C1-C3 i.p.v. D1-D3 om kwalitatieve krachten te kunnen aantrekken. Dit betekent ook dat er voor een deel van de bestaande equipe een opwaardering mogelijk is; de groep medewerkers van Electromechanica zijn al ingeschaald op C-niveau. We plannen na bekrachtiging formatie de vervolgstappen hiervoor in.
Technisch medewerker vlootbeheer (D1-D3 en E1-E3 naar C1-C3)De vroegere uitvoerende job wordt naar een hoger taakniveau getild.
De technisch medewerkers vlootbeheer (utilitaire voertuigen, personenwagens, busjes, maar ook (elektrische) fietsen…) staan in voor het coördineren, prioriteren en controleren van herstellingen en onderhoud van het vlootbeheer van de Stad Brugge.
Ze moeten zelfstandig een diagnose en analyse kunnen stellen bij defecten om herstellingen en depannages te regelen, en mee waken over een efficiënte uitvoering van de herstellingen bij de externe partners.
De technisch medewerker is het rechtstreekse aanspreekpunt voor diverse interne klanten en externe partners (garages, keuringsstations…), ondersteunt en adviseert de interne klant, springt vlot om met verschillende vragen, opmerkingen, suggesties, evoluties, inzichten …
Technisch medewerker transportbeheer (C1) betreft 1 nieuwe functie - (fietsen, leasing, … ), maar ook vervanging pensionering (nu D-niveau) en mogelijkheid voor huidige medewerker op E1-niveau om op te waarderen.
Directeur Bouwprojecten (A4a-A4b naar A5a-A5b)Binnen Team Bouwprojecten neemt de directeur Bouwprojecten de leiding op zich. Het team bouwprojecten omvat drie teams uit de oude structuur : de vroegere teams ontwerp en uitvoering elektromechanica en het ontwerpbureau dossiers oude cel ontwerp.
Naar aantal medewerkers en naar aanpak vergt dit bijkomende aansturing, coaching, visie en vaardigheden. Aan het Bouwprojectenteam wordt via de formatie bovendien in een aantal bijkomende projectexperten en projectleiders geïnvesteerd.
Centraal staat het komen tot een geïntegreerde en klantgerichte werking van het team bouwprojecten en zorgen voor een professionele meerwaarde voor de dienst, het stadsbestuur, de stadsdiensten, private partners en de burger.
De directeur bouwprojecten coördineert en leidt de diverse bouwprojecten binnen de dienst om bij te dragen tot de organisatiedoelstellingen van Stad Brugge: instaan voor een verantwoord en duurzaam beheer van het stadspatrimonium en de efficiënte bouwkundige en de installatietechnische logistieke ondersteuning voor het bestuur en de stadsdiensten.
Dit impliceert een volle verantwoordelijkheid (ook financieel) bij de projecten, een netwerk uitbouwen en de nood aan een mandaat om organisatiestandpunten uit te dragen.
De directeur Bouwprojecten is het gezicht van deze afdeling, zowel intern als extern. Dit vertaalt zich op het niveau van vb. college, persmomenten, schepenoverleg … Deze directeur moet o.b.v. deskundigheid en ervaring het stadsbestuur, de directie, de diverse stadsdiensten en de diverse teams binnen facilitair beheer, technisch en strategisch advies verstrekken inzake gebouwenbeheer.
Via een teamgerichte ingesteldheid en bereidheid bij te dragen aan een vlotte en kwalitatieve realisatie van de doelstellingen van de dienst Facilitair Beheer, werken de Directeur Facilitair Beheer en de Directeur Bouwprojecten nauw samen.
Zodra visie/beslissingen/… naar voor komen die een impact hebben op het facilitair beleid zullen die in samenspraak genomen worden met de directeur Facilitair Beheer, of op het niveau van het kernteam binnen Facilitair Beleid. Daarbovenop komt het operationeel team & klantbeheer periodiek samen met Bouwprojecten ifv afstemming (wat doen we zelf, wat besteden we uit aan aannemers, wat zijn grotere projecten,..). Dit afstemmingsoverleg wordt geleid door de Directeur Facilitair Beheer.
Door in te zetten op projectwerking, wordt de samenwerking versterkt, verantwoordelijkheid en betrokkenheid opgetrokken. Door de introductie van projectleiders wordt de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie gelegd om projecten en werken tot een goed einde te brengen. Dit brengt ook meer duidelijkheid bij de klant (single point of contact). Volgende functies brengen de projectwerking in concrete uitvoering:
Opmerking: de functie projectexpert publiek sanitair&bouwkunde kon nog niet budgetneutraal worden ingecalculeerd. De behoefte aan deze functie en het profiel werd pas recent duidelijk.
Deze functie vertaalt de visie rond het klantgericht werken. De teamverantwoordelijke klantenbeheer (B4-B5) moet een team vorm geven, dat de liaison is tussen de klant en facilitair beheer als geheel. De klant staat daarbij centraal en mag rekenen op een gegarandeerd kwaliteitsniveau. De helpdesk en de uitvoering van de taken helpdesk, komt onder de verantwoordelijkheid van de teamverantwoordelijke Klantenbeheer. De helpdesk wordt versterkt zodat er bij klantenbeheer meer tijd kan gaan naar de interne klant, aangevuld met een kwalitatief sterkere service als het bouwkundige veiligheid betreft en projecten (renovaties, werken, …) die een bestek vereisen. De werking wordt meer proactief, naast ‘pechverhelping’.
Advies P&O
Deze formatiewijziging en de budgettering werd in nauw overleg met P&O opgemaakt.
Conform de afspraken omtrent de personeelsenveloppe is de nieuwe formatie budgetneutraal, gespreid over de ganse looptijd van MJP 2020-2025.
Daar er heel wat medewerkers uit dienst zijn gegaan en niet onmiddellijk vervangen werden in 2020 en 2021 is er in die jaren heel wat budget onbesteed geweest.
Het verschil tussen budget en rekening 2021 (en eventueel 2022) van de personeelsenveloppe zal dus aangewend worden voor de financiering van deze nieuwe formatie (zo’n 800 000 euro).
Het verschil tussen budget en rekening 2020 werd reeds voor andere zaken aangewend (indexaanpassingen, stijging patronale bijdragen RSZ statutaire medewerkers, telewerkvergoeding, digitaliseringsvergoeding uitvoerend personeel).
De extra functie voor het publiek sanitair en de loonkost moet nog verder worden bekeken op het vlak van budgettaire impact.
De formatiewijziging kreeg gunstig advies van de vakbondsorganisaties in het baoc van 7 december 2021. De formatiewijziging wordt ter bevestiging voorgelegd aan de gemeenteraad.
De formatiewijziging Facilitair Beheer, die gunstig advies kreeg van de vakbondsorganisaties in het baoc van 7 december 2021, wordt goedgekeurd.
Raadslid Stefaan Sintobin interpelleert over het stijgende toerisme in Brugge.
Schepen Mieke Hoste antwoordt.
Raadslid Karin Robert interpelleert over regenboogbank in het Minnewaterpark: stand van zaken.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Raadslid Pol Van Den Driessche interpelleert over de bouw van appartementen in de Sint-Lenardstraat in Dudzele.
Raadsleden Andries Neirynck, Olivier Strubbe en Benedikte Bruggeman komen tussen.
Schepen Franky Demon antwoordt.
Raadslid Stefaan Sintobin interpelleert over zinloos geweld in Brugge.
Raadslid Nele Caus komt tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Raadslid Nele Caus interpelleert over 'stop verkeersterreur in Vlaanderens mooiste, witte polderdorp'.
Raadslid Janos Braem komt tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Raadslid Dirk Barbier interpelleert over centrale garage en gehuurde loods Pathoekeweg.
Raadslid Andries Neirynck komt tussen.
Schepenen Minou Esquenet en Pieter Marechal antwoorden.
Raadslid Yves Buysse interpelleert over fusiegesprekken en invoering districten.
Raadsleden Pol Van Den Driessche en Raf Reuse komen tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Raadslid Andries Neirynck interpelleert over een gemeentelijke verordening rond padel in Brugge.
Raadslid Chris Marain komt tussen.
Schepen Franky Demon antwoordt.
De genomen beslissingen dienen goedgekeurd te worden door het College.
De gemeenteraad neemt kennis van het verslag van het MOVE-overleg van 16 maart 2022 en van de beslissingen van het college d.d. 1 april 2022.
Raadslid Pol Van Den Driessche komt tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Dit GAS-jaarverslag bevat informatie, cijfermateriaal en opmerkingen m.b.t. de afhandeling van alle ontvangen GAS-vaststellingen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Belangrijke opmerking is dat bij de opmaak ervan nog niet alle dossiers volledig afgerond zijn en er nog heel wat dossiers lopende zijn op het moment van de opmaak van dit jaarverslag op dd. 24/03/2022.
Er wordt vooral stilgestaan bij de objectieve cijfergegevens, maar waar dit mogelijk is worden deze – ter verduidelijking – ook verder subjectief toegelicht.
De gemeenteraad neemt kennis van het GAS-jaarverslag 2021.
Raadslid Jean-Marie De Plancke komt tussen.
Burgemeester Dirk De fauw antwoordt.
Het jaarverslag 2021 agenderen op de zitting van de gemeenteraad van 25 april 2022 bij 'Akten en Mededelingen'. De ombudsman zal op het berek 3, dat de zitting van deze gemeenteraad vooraf gaat, zijn jaarverslag toelichten.
De gemeenteraad neemt kennis van het jaarverslag 2021 van de dienst ombudsman van de Stad Brugge.
Er wordt jaarlijks gerapporteerd over de werking van het Meldpunt.
Uit het jaarverslag kunnen volgende conclusies opgemaakt worden:
Er wordt kennis genomen van het jaarverslag 2021 van het stedelijk Meldpunt.