Terug
Gepubliceerd op 01/04/2025

2025_GR_00132 - Ruimtelijke planning - ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en ontwerp plan-MER - advies.

Gemeenteraad
ma 31/03/2025 - 18:30 stadhuis
Goedgekeurd

Samenstelling

Aanwezig

Annick Lambrecht, Voorzitter; Dirk De fauw; Mathijs Goderis; Franky Demon; Minou Esquenet; Pascal Ennaert; Nico Blontrock; Pieter Marechal; Olivier Strubbe; Pablo Annys; Yves Buysse; Wouter Bossuyt; Dolores David; Sandrine De Crom; Jasper Pillen; Geert Van Tieghem; An Braem; Martine Bruggeman; Alexander De Vos; Karin Robert; Stefaan Sintobin; Doenja Van Belleghem; Carlos Knockaert; Brigitte Balfoort; Karel Scherpereel; Raf Reuse; Nele Caus; Maaike De Vreese; Rani Hoste; Joke Knockaert; Ellen De Smet; Elias Verrecas; Samia Helsmoortel; Liesbeth Degryse; Eva Vanhoorne; Marc Vandepitte; Jade Noë; Martine Mouquet; Svitlana Musina; Marie Laeremans; Michiel Vanroose; Colin Beheydt

Afwezig

Mieke Hoste; Sandra Wintein; Pol Van Den Driessche; Barbara Roose; Tom Vandendriessche; Pragya Timilsina

Secretaris

Colin Beheydt

Voorzitter

Dirk De fauw

Stemming op het agendapunt

2025_GR_00132 - Ruimtelijke planning - ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en ontwerp plan-MER - advies.

Aanwezig

Annick Lambrecht, Dirk De fauw, Mathijs Goderis, Franky Demon, Minou Esquenet, Pascal Ennaert, Nico Blontrock, Pieter Marechal, Olivier Strubbe, Pablo Annys, Yves Buysse, Wouter Bossuyt, Dolores David, Sandrine De Crom, Jasper Pillen, Geert Van Tieghem, An Braem, Martine Bruggeman, Alexander De Vos, Karin Robert, Stefaan Sintobin, Doenja Van Belleghem, Carlos Knockaert, Brigitte Balfoort, Karel Scherpereel, Raf Reuse, Nele Caus, Maaike De Vreese, Rani Hoste, Joke Knockaert, Ellen De Smet, Elias Verrecas, Samia Helsmoortel, Liesbeth Degryse, Eva Vanhoorne, Marc Vandepitte, Jade Noë, Martine Mouquet, Svitlana Musina, Marie Laeremans, Michiel Vanroose, Colin Beheydt
Stemmen voor 38
Dolores David, Geert Van Tieghem, Jasper Pillen, Martine Bruggeman, Mathijs Goderis, Minou Esquenet, Pablo Annys, Pascal Ennaert, Pieter Marechal, Sandrine De Crom, Yves Buysse, Alexander De Vos, Rani Hoste, Brigitte Balfoort, Wouter Bossuyt, Nele Caus, Carlos Knockaert, Karel Scherpereel, Stefaan Sintobin, Olivier Strubbe, Doenja Van Belleghem, Nico Blontrock, An Braem, Franky Demon, Ellen De Smet, Marc Vandepitte, Samia Helsmoortel, Liesbeth Degryse, Martine Mouquet, Jade Noë, Svitlana Musina, Joke Knockaert, Elias Verrecas, Maaike De Vreese, Marie Laeremans, Michiel Vanroose, Dirk De fauw, Annick Lambrecht
Stemmen tegen 3
Karin Robert, Raf Reuse, Eva Vanhoorne
Onthoudingen 0
Blanco stemmen 0
Ongeldige stemmen 0
2025_GR_00132 - Ruimtelijke planning - ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en ontwerp plan-MER - advies. 2025_GR_00132 - Ruimtelijke planning - ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en ontwerp plan-MER - advies.

Motivering

Motivatie

Het voorliggende ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen is, net zoals de Conceptnota, opgebouwd uit drie delen. Deel I bevat de analyse en beschrijft de ruimtelijke context en de uitdagingen waar we voor staan. Deel II bevat de strategische visie waarin de ruimtelijke ambitie beschreven is. Deel III bevat de beleidskaders.

Zowel de strategische visie (deel II) als de beleidskaders (deel III) worden onder de loep genomen en tegenover het Beleidsplan Ruimte Brugge geplaatst. Er wordt nagegaan of de visie en doelstellingen uit het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen de visie van het Beleidsplan Ruimte Brugge niet hypothekeert. De Stad heeft al eerder – in het kader van het voorontwerp BRWV de uitdagingen en ambities van het BRWW onderschreven. De uitdagingen zijn ook terug te vinden in Brugge. Het BRB probeert daar dan ook een antwoord op te bieden, al is die niet één op één met het BRWV. De focus van de toetsing deel II en deel III en de aanpassingen en wijzigingen ten opzichte van het voorontwerp.

1/ Deel II Strategische visie

Net zoals de strategische visie van het Beleidsplan Ruimte Brugge (BRB) heeft het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) de horizon op 2050.

Om uitvoering en vorm te geven aan de strategische visie werkt het BRWV met vier ruimtelijke principes. Het zijn de essentiële dragers van de strategische visie:

  • Herkennen én erkennen van het fysisch systeem;
  • Rekening houden met de eigenheid van het cultuurlandschap;
  • Optimaliseren van het rendement van de bebouwde en verharde ruimte;
  • Uitbouwen van een netwerk van kernen.

Deze principes zijn dezelfde gebleven als in het voorontwerp maar werden nu opgedeeld in twee ruimtelijke principes die focussen op het fysisch systeem en twee ruimtelijke principes die focussen op het toekomstig ruimtegebruik. Elk principe heeft een visie die uit verschillende ambities bestaat. 

Ruimtelijk principe 1: herkennen én erkennen van het fysisch systeem

De ambities werden wat gewijzigd en verfijnd. Niet elke ambitie uit het voorontwerp werd terug opgenomen in het ontwerp.  De ambities die nu naar voor worden geschoven worden gevolgd.

In het voorontwerp was het fysisch systeem bijna teruggebracht tot de waterhuishouding. Zoals het advies van de Stad suggereerde, werd dit breder getrokken en gaat het nu meer over het reliëf, landschappen, de samenstelling van de bodem en de waterhuishouding. Water heeft nog steeds een zeer belangrijk aandeel, wat niet verkeerd is. Dit lezen we nu doorheen de ambities wat dit eerste principe meer draagkracht en robuustheid geeft, wat een goeie zaak is.

De grootste opmerkingen op de ambities bij dit principe uit het voorontwerp waren te vinden onder de toen voorgestelde ‘ambitie 2   - In 2040 stijgt het ruimtebeslag in West-Vlaanderen niet’. Deze ambitie werd niet weerhouden maar herschreven als ‘in 2050 staat de open ruimte niet onder druk door bijkomende verharding en bebouwing’. Initieel bevatte deze ambitie uitspraken over ruimtebeslag, weeral startend vanuit het waterverhaal.  Dit viel moeilijk te rijmen met de ambities uit het Beleidsplan Ruimte Brugge. Dit door een andere planhorizon (2040 ten opzichte van 2050) en doordat het BRB geen expliciete uitspraken doet of doelstellingen formuleert over ruimtebeslag. 

Ruimtelijk principe 2: rekening houden met de eigenheid van het cultuurlandschap

De grootschalige cultuurlandschappen op niveau van de Provincie worden vermeld. Elk met hun gebalde eigenheid en kenmerken. Brugge wordt volledig opgenomen in ‘de Brugse ruimte’. De karakterisatie van elk cultuurlandschap is nu zeer algemeen uitgeschreven wat ook wil zeggen dat elke stad/gemeente zijn eigen accenten zal kunnen leggen in de betreffende beleidsplannen, dit net om de eigenheid te versterken. Voor Brugge is dit het Beleidsplan Ruimte Brugge (BRB). Het Beleidsplan Ruimte Brugge is het toekomstplan voor de ruimte in onze stad, het is de leidraad voor de manier waarop we de ruimte (dus ook het cultuurlandschap) verder gaan ordenen en gebruiken. Het BRB heeft dan ook voldoende aanknopingspunten zodat wij als lokaal bestuur eigen accenten kunnen leggen en gebiedsgericht kunnen ontwikkelen met respect voor landschappelijke identiteit, omgaan met eigenheid van de plek en open staan voor nieuwe ontwikkelingen. Het ruimtelijk principe 2 sluit aan met onze ambitie ‘levend en divers erfgoed’ waarin we de gelaagdheid van de stad onderschrijven en de stelling innemen dat we de lat hoog willen houden voor nieuwe toevoegingen die kwaliteitsvol moet zijn. 

Maar ook het beleidskader groenblauw raamwerk waarmee we gebiedsgericht vanuit de kwaliteiten van de verschillende landschappen een groen blauw raamwerk willen uitbouwen dat sturend wordt voor een kwaliteitsvolle ontwikkeling van de stad.

En ook het beleidskader woonweefsel transformeren, waarin we een antwoord zoeken op de bouwshift mét behoud van de diversiteit aan woonomgevingen die Brugge rijk is. 

Ruimtelijk principe 3: optimaliseren van het rendement van de bebouwde en verharde ruimte

Dit ruimtelijk principe vinden we ook terug in de ambitie ‘groeien in kwaliteit’ uit het BRB. Brugge zal nog groeien. Ook in de toekomst zal er vraag bestaan naar plaats om te wonen, te werken, te ontspannen. Maar om die vraag op te vangen zullen we niet méér ruimte innemen. Binnen de ruimte die we al ingenomen hebben, bundelen we de plaats om te wonen, te werken en te ontspannen op een zuinige, efficiënte, slimme en vooral kwaliteitsvolle manier.  De genoemde ambities worden bijgetreden.

Zuinig ruimtegebruik in de open ruimte is een ambitie die werd toegevoegd. Deze ambitie leest als een samenvatting van de vorige ambitie 6 – In 2050 staat de open ruimte niet onder druk voor verspreide activiteiten en geïsoleerde functies bij het principe ‘herkennen én erkennen van het fysisch systeem uit het voorontwerp. Hoewel we toen geen opmerkingen hadden op deze ambitie leek deze niet direct realistisch. De verkorte versie zoals nu voorgesteld biedt een kapstok om de kern, ongewenste bebouwing in de open ruimte,  aan te pakken zonder al zeer concrete uitspraken te doen. Dit kan worden gevolgd en onderschreven.

Ruimtelijk principe: uitbouwen van een netwerk van kernen

Dit ruimtelijk principe wordt bijgetreden door de stad. In het BRB is er ook een ambitie, netwerk van buurten. Beide ambities zijn met elkaar te vergelijken en hebben vele raakpunten in de visievorming, toch hebben ze een andere schaalorde. Dit is uiteraard logisch gezien het planningsniveau waarop beide beleidsplannen de focus leggen.  

Besluit: De herwerkte ruimtelijke principes stroken met het Beleidsplan Ruimte Brugge.

2/ Deel III Beleidskaders

Net zoals het BRB 5 beleidskaders heeft, heeft het BRWV er ook. In de beleidskaders beschrijft het BRWV  hoe de Provincie op korte termijn uitvoering wil geven aan de strategische visie en hoe ze dus de gestelde ambities voor 2050 wil waarmaken. In het voorontwerp werd nog te tijdshorizon 2035 naar voor geschoven, net zoals in het BRB, maar dit is weggevallen.

Er zijn nu zes beleidskaders, waarvan één methodisch beleidskader en vijf thematische beleidskaders net zoals in het voorontwerp. Wel is de titel van de beleidskaders en daarmee ook de inhoud, soms licht gewijzigd. Elk beleidskader bevat een aantal beleidslijnen en een actielijst. De relatie tussen de strategische visie en de beleidskaders wordt beschreven in het ontwerp en wordt gevolgd door de Stad. 

Deze beleidskaders zijn complementair aan elkaar en moeten samen gelezen worden, net zoals in het BRB.

  1. Aan de slag
  2. Fysisch systeem als basis voor een klimaatbestendige ruimte
  3. Levendige en verbonden dorps- en stadskernen
  4. Ruimte voor niet-verweefbare economische en andere activiteiten
  5. Transformatie van gebouwenclusters en omgeving in de open ruimte
  6. Hernieuwbare energie


Beleidskader ‘Aan de slag’

Het beleidskader 1 - Aan de slag, stond in het voorontwerp nog op de laatste plaats. Door deze als eerste te zetten in het ontwerp wil de Provincie de uitvoerbaarheid van het Beleidsplan in de verf zetten, hoe ze effectief aan de slag zullen gaan. 

Dit beleidskader is een methodiek die transversaal doorwerkt in de volledige set van beleidskaders. Het BRWV wil projecten tot uitvoering brengen door aan de slag te gaan op het terrein door samenwerking   op verschillende niveaus en door het zoeken naar koppelkansen. 

Waar er in het voorontwerp over projectcondities werd gesproken gaat het nu over middelen om een gebiedsgerichte aanpak te definiëren. De inhoud en de middelen blijven dezelfde, namelijk een gebiedscoalitie, een gebiedsvisie, en een uitvoeringsnota met gebiedsfonds. 

In het voorontwerp werd dit nog toegespitst op werven. Dit wordt nu verlaten en wordt er gesproken over een provinciaal gebiedsgericht project. Deze term geeft wat meer marge maar zegt ook meer waar men op wil inzetten. Er worden wat voorbeelden gegeven ter illustratie per rol die de Provincie zal spelen. 

De verduidelijking voor het bepalen van de juiste schaal om gebiedsgericht te kunnen werken,  wat precies wordt bedoeld met kwaliteit en hoe koppelkansen kunnen worden benut, dragen bij tot de waarde van dit beleidskader.

De Stad Brugge onderschrijft het belang van het effectief uitvoeren van projecten om een beleidsplan tot uitvoering te brengen. De acties moeten zich kunnen vertalen in fysieke projecten die tot een effectieve verbetering van onze omgeving zullen leiden. Een fonds zal hier een belangrijke rol in spelen, niet alleen bij projecten waar de Provincie trekker is maar ook waar ze anderen bijvoorbeeld willen inspireren.

 

Beleidskader ‘Fysisch systeem als basis voor een klimaatbestendige ruimte’

In het voorontwerp was dit het beleidskader 1 -   ‘Het watersysteem stuurt ruimtelijke ontwikkelingen’. Het voorontwerp legde de nadruk ook zeer hard op water, in de ontwerp versie wordt dit breder getrokken tot het volledig fysisch systeem om zo antwoord te bieden op klimaatuitdagingen. Dit is logischer en maakt het beleidskader breder en meer omvattend. Zo komen ook de dorps- en stadskernen, landbouw, natuur en vrijetijdsbesteding aan bod.

De volledige visie uit het beleidskader het watersysteem stuurt ruimtelijke ontwikkelingen uit het voorontwerp werd overgenomen, aangevuld met  een beleidslijn over hoe de West-Vlaamse ruimte klimaatbestendig kan worden ingericht. Het watersysteem is een gebiedsdekkend systeem, om deze reden is het opportuun dat de Provincie hier een visie op maakt.

Om de West-Vlaamse ruimte klimaatbestendig te maken wil de Provincie inzetten op ecosysteemdiensten. 

Met het ‘open ruimte plan’ dat de Stad wenst op te maken zal ook worden ingezet op ecosysteemdiensten. Dit kan een mooie aanvulling worden op elkaar en zo kunnen inspanningen gevalideerd worden.

 

Beleidskader ‘Levendige en verbonden dorps- en stadskernen’

Dit beleidskader heeft de grootste impact op het bebouwde weefsel, en zeker op de ontwikkelingsmogelijkheden in de verschillende kernen van Brugge. Hierop waren er dan ook heel wat bedenkingen in het voorontwerp.

Het BRWV wil de  kwaliteit en de leefbaarheid van de kernen kunnen verbeteren, onder andere door de publieke ruimte en voorzieningen te verbeteren, duurzame mobiliteit uit te bouwen en het rendement van de bebouwde en verharde ruimte op maat van de locatie te optimaliseren.

Als Stad volgen we de uitgeschreven beleidslijnen. Deze liggen in lijn met wat we in het BRB uitschrijven onder de strategische ambities ‘groeien in kwaliteit’, ‘netwerk van kernen’ en onder de beleidskaders ‘wijkdynamiek concentreren’ en woonweefsel transformeren’. Uiteraard is de schaal verschillend maar de doelstellingen en ambities zijn hetzelfde: streven naar een kwalitatieve en klimaat robuuste woonomgeving die vlot bereikbaar zijn. 

In het voorontwerp werd in dit beleidskader beschreven hoe de dorps- en stadskernen als een duurzaam netwerk moeten worden uitgebouwd en versterkt. Om tot een goed gestructureerd netwerk te komen, is het belangrijk om een inzicht te verkrijgen in hoe het netwerk vandaag functioneert. Daarom werd vertrokken van een onderzoek rond kerntypering dat weergeeft hoe een dorps- of stasdskern zich vandaag ruimtelijk en functioneel tot haar omgeving verhoudt. De studie resulteerde in een genuanceerde typering van 13 kerntypes in West-Vlaanderen. Deze typering, gebaseerd op de geactualiseerde NIS-kernen, stond de Provincie toe om sterk uitgeruste kernen te onderscheiden van minder uitgeruste kernen en toch gebiedsgericht te blijven inzetten op de voornaamste kernen van elke regio. Daarna werden rollen toebedeeld.   Vooral over de rollen en de mogelijkheden van de kernen waren er opmerkingen. 

Allereerst wordt Brugge gezien als het functioneel geheel ‘Brugge Oostkust’. Het functioneel geheel van Brugge Oostkust bestaat uit een netwerk van 48 dorps- en stadskernen en is, op vlak van het aantal inwoners, het grootste functioneel geheel in de provincie West-Vlaanderen. Dit functioneel geheel wordt voornamelijk gedragen door de centrale stad Brugge en het verstedelijkte gebied rondom de stad, maar ook door de kuststeden Knokke-Heist en Blankenberge.

Binnen functionele gehelen kunnen kernen drie posities in het netwerk innemen. Deze positie wordt telkens bepaald door hun functionele relatie tot de andere kernen. Hierin zijn er 3 posities, gaande van kernen waar voorzieningen gericht zijn op  eigen inwoners (positie 1), naar kernen waar voorzieningen gericht zijn op de directe omgeving en die ook afhankelijk zijn van andere kernen (positie 2),tot kernen met voorzieningen die die veel verplaatsingen aantrekken (positie 3). Deze ‘posities’ vervangen de toegekende rollen uit het voorontwerp.  

Naast de positie die aan een kern wordt toegekend is er ook een graad van stedelijkheid. De stedelijkheid is een maat voor de bereikbaarheid (knoopwaarde), het voorzieningenniveau (plaatswaarde) en het dagelijkse gebruik van de kern (kritische massa). Deze werden ook al  als ‘kerntypering’ voorzien in het voorontwerp en was, zoals hierboven beschreven, gebaseerd op de geactualiseerde NIS-kernen. De graden van stedelijkheid lopen van 1 (laagste stedelijkheid) naar 5 (hoogste stedelijkheid). Per kern wordt een kernkompas opgemaakt dat inzicht geeft in de knoopwaarde, plaatswaarde en kritische massa per kern. 

Het kernkompas is de basis voor een verdere verfijning binnen het functioneel geheel. Gemeenten kunnen hier op hun eigen grondgebied verder mee aan de slag om dit te verfijnen en concretiseren, mits de positie in het netwerk van kernen te respecteren. De Stad onderschrijft dat er een visie op de dorps- en stadskernen nodig is vanuit de Provincie. Niet elke kern kan even zwaar doorwegen in het weefsel van steden en gemeenten en er moeten duidelijke keuzes worden gemaakt. De rollen gaven een aanzet tot een gedifferentieerd provinciaal beleid  met aandacht voor de eigenheid van elke dorps- en stadskern en elke rol werd dan ook uitgeschreven. Dit is nu niet meer het geval door het werken met de posities. De onderverdeling is nu minder dan in het voorontwerp. Wat opvalt ten opzichte van het voorontwerp is dat er meer naar de steden en gemeenten wordt gekeken om de lokale visie op te maken, dit is een goede zaak. De steden en gemeenten zijn het best geplaatst. Uiteraard moet rekening worden gehouden met de visie en categorisering van het BRWV. In Brugge hebben we dit reeds gedaan, in het BRB hebben we de ambitie ‘netwerk van kernen’ en de beleidskaders ‘wijkdynamiek concentreren’ en ‘woonweefsel transformeren’ die over deze thematiek gaan. 

Belangrijk om mee te nemen is dat bij positie 1 er toch nog een onderverdeling wordt gemaakt. Er zijn een aantal kernen met een positie 1 in het netwerk en een zeer lage graad van stedelijkheid. Deze kernen zijn dus volledig afhankelijk van andere kernen. Het beleid is hier gericht op het versterken van de kwaliteit. Inbreiding en verdichting is hier volgens het BRWV niet aangewezen.

Zuinig, efficiënt, slim en doordacht omgaan met de ruimte in de woonwijken, dat betekent dat voorzieningen samengebracht moeten worden en ruimte moet gedeeld worden. Dat gaan we doen waar er op vandaag al dynamiek is. Zo brengen we er meer mensen samen en ontstaan er plekken voor ontmoeting, zoals vroeger ‘onder de kerktoren’ en kunnen we meer warme, zorgende buurten creëren. ‘Onder die kerktoren’ moeten we dagelijkse voorzieningen vinden als de bakker, de buurtwinkel, de crèche, strijkatelier, fietsenmaker, restaurant, etc.. Al deze functies hebben een bepaalde kritische massa nodig, deze moet je kunnen voorzien in de verschillende dorps- en stadskernen. 

Voor Brugge houdt dit het volgende in voor wat betreft de positie en de graad van stedelijkheid:

 •             Afbakening Regionaal Stedelijk Gebied Brugge: positie 3 – stedelijkheid 5

Het grootste deel van Brugge is opgenomen binnen de Afbakening Regionaal Stedelijk Gebied Brugge en wordt dan ook gezien als een stadskern met een bovenregionale rol. Het is bijgevolg wenselijk om het grootste deel van de bijkomende woongelegenheden een plaats te geven in Brugge. Ook alle maatschappelijke activiteiten met een bovenregionale rol worden bestendigd en versterkt omwille van de aantrekking die ze hebben voor heel wat inwoners en omwille van de multimodale bereikbaarheid van Brugge.

De positie en graad van stedelijkheid die de Provincie toebedeelt aan de zonering Afbakening Regionaal Stedelijk Gebied wordt onderschreven. Doordat deze afbakening de gemeentegrens van Brugge overschrijd maar Brugge wel voor heel wat diensten verantwoordelijkheid draagt en zo de stedelijkheid van het gebied schraagt is het wenselijk dat de nodige afstemming gebeurt over nieuwe ontwikkelingen ook buiten Brugge. De provincie zou hierin als bovenlokaal bestuur een rol kunnen opnemen en zorgen voor die noodzakelijk afstemming met het stadsbestuur van Brugge over ontwikkelingen buiten Brugge, en liefst breder bij naar impact toe gemeentegrensoverschrijdende projecten. Dit zou een actie binnen het beleidskader ‘aan de slag’ kunnen zijn.    


 •             Zeebrugge: positie 2 – stedelijkheid 3. 

Zeebrugge heeft dezelfde totaal quotering als bijvoorbeeld Oedelem, Jabbeke en De Haan.

Er wordt geoordeeld dat Zeebrugge een goeie knoopwaarde heeft maar een mindere kritische massa en plaatswaarde. Het is een goeie zaak dat Zeebrugge al een goeie knoopwaarde heeft, dit impliceert dat er aan kan worden gewerkt om zowel de kritische massa als de plaatswaarde op te krikken. Dit is belangrijk omdat Zeebrugge binnen het BRB wordt aangeduid als een ‘transformatieplek’. De positie en graad van stedelijkheid worden onderschreven.

 

  • Lissewege en Dudzele: positie 1 – stedelijkheid 2 en Zwankendamme: positie 1 – stedelijkheid 1

Lissewege en Dudzele krijgen eenzelfde quotering als bijvoorbeeld Veldegem en Sint-Joris (Beernem). In het voorontwerp kreeg Dudzele een lagere quotering dan Lissewege. Beiden werden nu, logischerwijs, op hetzelfde niveau gebracht. Zwankendamme krijgt dezelfde waarde als bijvoorbeeld Damme, Oostkerke en Zuienkerke.

Deze positie en graad van stedelijkheid worden onderschreven met die verstande dat de doelstellingen uit het BRB voor de noordelijke Brugse dorpen niet gehypothekeerd worden door het BRWV. Het BRWV laat wat speling mogelijk in de uitbouw van de kernen en kijkt hiervoor naar de steden en gemeenten. In het BRB werd een visie opgemaakt.

Deze kernen worden gekenmerkt door een beperkt aantal inwoners, hebben een beperkt aantal basisvoorzieningen en hebben een beperkte duurzame ontsluiting. Van Lissewege en Dudzele is de knoopwaarde aanvaardbaar ingeschat, dit maakt dat er wat marge is om aan de kritische massa en zo ook aan de basisvoorzieningen te werken.

Lissewege en Dudzele kennen een bepaalde dynamiek die in de kern nog versterkt kan worden ten voordele van de levendigheid van deze polderdorpen. Binnen deze wijken en polderdorpen wordt via het beleidskader “wijkdynamiek concentreren” gewerkt aan sterkere centraliteiten, aan een hernieuwd wijkgevoel van leven “onder de kerktoren”. In Lissewege en Dudzele gelden de doelstellingen rond luwe wijken enkel in de randen van het dorp, waar bijzondere aandacht gaat naar de relatie met het landschap. De kern van deze dorpen is aangeduid als dynamische wijk, waardoor het de bedoeling is om daar de centraliteit en levendigheid te versterken. 

Voor Zwankendamme gelden de doelstellingen rond luwe wijken.

De positie en graad van stedelijkheid van Lissewege, Dudzele en Zwankendamme wordt onderschreven.

 

  • Kruisabele: positie 1 – stedelijkheid 1 met bijkomend de vermelding landelijke dorpen en gehuchten. 

Dit komt neer op een landelijk gehucht, zoals Evenbroek bij Oostkerke of de Vagevuurwijk in Zuienkerke.

In het BRB gelden voor Kruisabele de doelstellingen rond luwe wijken. Grote vastgoedinvesteringen zijn dan ook niet gewenst in Kruisabele. Het afwerken of opvullen van nog onbebouwde percelen moet wel mogelijk zijn. Wij zien hier dan ook geen problemen in gezien het opvullen van percelen op het niveau van een Omgevingsvergunning moet worden bekeken terwijl het BRWV op een hogere schaal werkt. Moest de Stad in de toekomst een RUP of iets dergelijk willlen opmaken dan moet de toets met de visie van het BRWV worden gemaakt. Gezien de visie uit het BRB en het BRWV gelijkend is kan de quotering die Kruisabele krijgt worden gevolgd.

De positie en graad van stedelijkheid voor Kruisabele worden onderschreven.

Een belangrijk punt wat we toch nog eens willen aankaarten is de beleidsmatige grens tussen wat te beschouwen is als kern en wat te beschouwen is als open ruimte. Om duidelijkheid te scheppen waar ontwikkelingen nog mogelijk zijn stelt het BRWV voor om de dorps- en stadskernen beleidsmatig af te bakenen. Er wordt gevraagd aan de gemeenten om dit uit te werken. De Stad Brugge heeft dit gedaan in het BRB met een ‘open ruimte mal’ onder het beleidskader ‘groenblauw raamwerk activeren’. De stad heeft hier een eigen, pragmatische denkwijze aan gekoppeld. Gezien elke stad/gemeente dit zelf mag bepalen zullen er veel verschillende resultaten en denkwijzen zijn die tot een eigen interpretatie komen van de open ruimte. We adviseren daarom aan de Provincie (of Vlaanderen) om een methodiek te verankeren in het Beleidsplan Ruimte zodat afbakeningen op een gelijkaardige wijze gebeuren en discussies zo vermeden kunnen worden . We vragen daarbij wel rekening te houden met de wijze waarop Brugge dat al heeft gedaan. Als de afbakening in het BRB in tegenspraak zou zijn met de methodiek die de provincie ontwikkelt kan de provincie geen nieuwe afbakening eisen en blijft de afbakening voor Brugge gelden zoals ze in het BRB is verankerd. Er is nu eenmaal geen hiërarchie tussen beleidsplannen behalve op het vlak van tijd. 


Beleidskader ‘Ruimte voor niet-verweefbare economische en andere activiteiten’

Net zoals in Brugge wenst de Provincie de open ruimte te vrijwaren voor de daar essentiële functies als landbouw, natuur en bepaalde vormen van vrijetijdsbeleving. Om andere diverse ruimtevragen een plaats te geven, zetten ze maximaal in op de creatie van bijkomende ruimte binnen het ruimtebeslag in de dorps- en stadskernen. Toch zijn er ook economische of andere activiteiten die omwille van bepaalde criteria niet binnen de dorps- en stadskernen verweven kunnen worden.

Dit beleidskaders blijft quasi ongewijzigd ten opzichte van het voorontwerp. In het voorontwerp werd de nadruk zeer hard gelegd op de dorps- en stadskernen waar functies moeten verweven worden met elkaar en moet worden ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik. Nu komt ook de open ruimte meer aan bod of wordt toch explicieter benoemd. In de open ruimte wil het BRWV inzetten op de hoofdfuncties zijnde landbouw, natuur en recreatief medegebruik.

Voor dit beleidskader vindt de stad aanknopingspunten in de ambitie ‘netwerk van kernen’ waarin we zoeken naar verweefbaarheid of in het beleidskader ‘campussen intensiveren’ waar we zones die bestemd zijn voor één bepaald type activiteit die om bepaalde redenen (grote ruimtevraag, hoge dynamiek, specifiek bereikbaarheidsprofiel, hinder, veiligheid, …) moeilijk verweefbaar zijn met woonomgevingen behouden. Het BRWV hanteert iets andere criteria maar het principe blijft hetzelfde. Er zijn geen opmerkingen op dit beleidskader. 

Beleidskader ‘Transformatie van gebouwenclusters en omgeving in de open ruimte’

Voorliggend beleidskader focust zich op hoe om te gaan met bestaande (vergunde) sites en gebouwen in de open ruimte waarbij er zich een vraag tot ruimtelijke afweging stelt (bv. men wenst de functie om te vormen, de site komt leeg te staan…). Met andere woorden: het kader tracht een antwoord te bieden op transformatie-vraagstukken in de open ruimte. We willen de open ruimte vrijwaren voor de daar essentiële functies zijnde landbouw, natuur en bepaalde vormen van vrijetijdsbeleving.

In het voorontwerp ging de aandacht nog zeer sterk uit naar harde en zachte bestemmingen waar de twee groepen van gebouwenclusters zich in bevonden. Zoals toen opgemerkt is dat niet evident gezien er geen 100% eenduidige definities of aanduidingen op kaart zijn van de harde en zachte bestemmingen. Hetzelfde geldt voor ruimtebeslag.

Nu focust het beleidskader zich op hoe om te gaan met bestaande (vergunde) sites en gebouwen die gelegen zijn in een bestemmingszone die behoort tot de gebiedscategorie landbouw. Dit is duidelijker.

Dit beleidskader lijkt tussen de lijnen ook nog steeds over zonevreemdheid te gaan. De provincie lijkt een strenger beleid te willen voeren dan de Vlaamse overheid maar stelt dat in het beleidskader niet voldoende op scherp. Als effectief zou blijken dat de provincie in het BRVW een strenger beleid wenst te voeren dan bevelen we aan om dat ook kenbaar te maken en dat beleid ook te verankeren in het beleidskader. Pas als dat beleid is uitgeschreven en kenbaar gemaakt kan de Stad hierover advies geven. 

De stad is van mening dat zonevreemdheid een Vlaams fenomeen is en best door de Vlaamse overheid wordt opgenomen. Stad Brugge pleit daarom – in lijn met de bouwshift – voor meer nadruk op de kwaliteit van en in de open ruimte bij het al of niet mogelijk maken van zonevreemde ontwikkelingen in agrarisch gebied. 

Beleidskader ‘Hernieuwbare energie’

Dit beleidskader is quasi onveranderd gebleven ten opzichte van het voorontwerp. 

De energietransitie komt met ruimtelijke kansen en uitdagingen op het vlak van energie uit wind, zon en waterstof. Een sterk bovenlokaal ruimtelijk beleid kan een hefboom zijn om met deze uitdagingen om te gaan.

Met dit beleidskader wil het BRWV de kansen die het landschap biedt om een duurzaam energiesysteem uit te bouwen maximaal benutten. Energietransitie is een ontwikkeling die gemeentegrenzen overstijgt. De Provincie kan een belangrijke rol spelen in het verbinden van specifieke lokale noden met bovenlokale beleidsvisies. Dit zal zich vertalen in de uitbouw van een duurzaam energiesysteem.

De inpassing van energie-infrastructuur met landschappelijke impact vraagt per landschapstype een gedifferentieerde, gerichte benadering. Aangezien de provincie West-Vlaanderen gekenmerkt wordt door verschillende landschapstypes, die elk hun kwaliteiten en eigenheden hebben, zal ook elk van deze landschappen zijn eigen leesbaarheid hebben.

Vooral de volgende stappen, de acties, zullen bepalend zijn. Deze acties vragen om een duidelijk ruimtelijk kader waar dit beleidskader reeds een goeie aanzet toe geeft.   Er zal wel doordacht moeten worden om gegaan met de inplanting van alle verschillende soorten hernieuwbare energie, gekend en nog in ontwikkeling. Er zijn geen opmerkingen op de dit beleidskader.

3/ Toets aan andere beleidsplannen ruimte

Als laatste werd een toets gedaan aan andere beleidsplannen ruimte. Zo ook aan het Beleidsplan Ruimte Brugge gezien ons beleidsplan reeds in voege is sinds 19 april 2024.

Zoals ook is op te maken uit bovenstaande toets kwam ook de Provincie tot dezelfde conclusie; de beleidskaders van het BRB en het BRWV zijn compatibel en hebben dezelfde doelstellingen voor ogen.

4/ plan-MER

Het plan-MER heeft tot doelstelling om de positieve en negatieve gevolgen van het Beleidsplan Ruimte van de provincie West-Vlaanderen op hoofdlijnen in beeld te brengen door de principiële beleidskeuzes (strategische visie en beleidskaders met actieplan) uit dit plan te beoordelen op hun effecten op het milieu. Daarnaast formuleert het plan-MER ook een aantal aanbevelingen om eventuele negatieve effecten te milderen en om positieve effecten te versterken.

Vanuit de ambitie om via het Beleidsplan Ruimte een duurzame ontwikkeling te faciliteren wordt bij opmaak van het beoordelingskader de link gelegd met de agenda voor duurzame ontwikkeling die de Verenigde Naties (VN) in het najaar van 2015 in een resolutie uittekende. De ambities van deze agenda zijn vastgelegd in 17 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen (of Sustainable Development Goals - SDG’s) die sinds 2015 door de verschillende landen geleidelijk aan worden geconcretiseerd in beleidsplannen op verschillende beleidsniveaus.

Op basis van de Mer-disciplines, zoals gekend in kader van de erkenning van Mer-deskundigen en de relevante SDG’s, worden zes milieuthema’s gedefinieerd die we verder hanteren in voorliggend milieuonderzoek.

Er zijn geen opmerkingen op het voorliggende ontwerp plan-MER. In het ontwerp plan-MER worden verschillende aanbevelingen gedaan, dit ten behoeve van de verdere uitwerking en implementatie van het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen. Dit wil zeggen da het BRWV nog kan worden aangepast, verfijnt of in zeker zin verzwaard. 

Wij wensen dan ook voorbehoud te maken voor eventuele wijzigingen aan het BRWV die een invloed zouden hebben op het BRB. 

De conclusie na de screening van het BRWV ten opzichte van het BRB, en zo ook het advies over te maken ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en het ontwerp plan-MER dat in openbaar onderzoek is van 24/02/2025 tot en met 25/05/2025, is in bijlage terug te vinden.

Besluit

De gemeenteraad beslist:

Artikel 1

De gemeenteraad neemt kennis van het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en het ontwerp plan-MER dat in openbaar onderzoek is van 24/02/2025 tot en met 25/05/2025. 

Artikel 2

De gemeenteraad keurt goed dat het advies op het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen (BRWV) en het ontwerp plan-MER wordt overgemaakt aan de Deputatie van de Provincie West-Vlaanderen.