De toewijding voor landschappelijk, archeologisch en bouwkundig erfgoed behoort al decennia tot het DNA van Brugge. Archeologische opgravingen binnen en buiten het historisch centrum vormen de fundamenten van de stadsgeschiedenis. In 1977 richtte Stad Brugge als één van de eerste steden in Vlaanderen een archeologische dienst op. Sindsdien brengen talloze opgravingen en tentoonstellingen de rijke geschiedenis van de stad tot bij de burger. Na 40 jaar evolueerde de archeologische dienst tot Raakvlak Intergemeentelijke Onroerenderfgoeddienst Brugge en Ommeland. De vrijwaring van kloostertuinen, stadsvesten, kasteeldomeinen, boomgaarden, waterlopen, polders, meersen en moeren illustreren dan weer de zorg voor het landschappelijk erfgoed over het ganse grondgebied. Qua bouwkundig erfgoed kan Brugge nationaal uitpakken met het oudste stedelijk premiestelsel voor particuliere eigenaars (1877), met de oudste stedelijke adviescommissie (1904), met de eerste dienst voor monumentenzorg (1971) en met de eerste ruimtelijke beleidsplanning op basis van de historische morfologie (1972). De erkenning van het begijnhof (1998), het belfort (1999) en de volledige binnenstad (2000) als werelderfgoed was een bevestiging van de aanhoudende inzet van het stadsbestuur. Brugge is dé Vlaamse onroerenderfgoedgemeente bij uitstek en de erkenningsaanvraag maakt dat ook tastbaar.
Anderzijds moet terdege rekening gehouden worden met recente wijzigingen en toekomstige evoluties op Vlaams niveau. De toepassing van het subsidiariteitsprincipe en het kerntakendebat zorgen ervoor dat het agentschap Onroerend Erfgoed op diverse vlakken een radicale koerswijziging realiseert. Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de mogelijkheden en kansen voor erkende en niet-erkende gemeenten. Dat geldt voor coaching en andere ondersteuning van erkende gemeenten door het agentschap. Dat geldt eveneens voor de inspraak bij beslissingen op Vlaams niveau die rechtstreekse en onrechtstreekse gevolgen hebben voor Brugge (beschermingen en opheffingen, Vlaamse beleidsvoorbereiding, financiering van de eigen portefeuille en van beschermd erfgoed op het eigen grondgebied enz.).
In het Verzameldecreet dat het omgevingsdecreet wijzigt en dat een eerste maal principieel werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering, wenst de Vlaamse overheid de mogelijkheid om in een verordening zaken vergunningsplichtig te maken te schrappen. Het huidig onroerenderfgoedbeleid van Stad Brugge is daar zeer sterk op gebaseerd. De stedelijke verordening zorgt er zo voor dat niet de ganse binnenstad beschermd moet worden als stadsgezicht. De erkenning als onroerenderfgoedgemeente biedt Stad Brugge de mogelijkheid om dat op te vangen door bvb. toelatingen te voorzien. Momenteel biedt alleen die lokale ruimtelijke regelgeving een zekere basisgarantie voor het werelderfgoed van de historische binnenstad. Het Werelderfgoedcomité hamert net op het bestaan van formele garanties om de toekomst van dat historisch centrum te vrijwaren.
De verplichte en vrijwillige taken die de Vlaamse overheid verwacht van een erkende onroerenderfgoedgemeente worden al voor een groot stuk opgenomen door de stadsdiensten Openbaar Domein (landschappelijk erfgoed), Monumentenzorg & Erfgoedzaken (bouwkundig erfgoed), Patrimoniumbeer (voorbeeldfunctie), Inspectie & Handhaving (handhaving en verbaliseren) en de stadsarcheoloog (archeologisch erfgoed). Daarnaast maakt Brugge deel uit van het werkingsgebied van de Intergemeentelijke Onroerend Erfgoed Dienst (IOED) Raakvlak, die de betrokken gemeenten ondersteuning biedt voor het onroerend erfgoed, en is er ook een goede samenwerking met het regionaal landschap Houtland & Polders dat ook een sterke landschappelijke erfgoedreflex hanteert in zijn werking. Voor de werking als onroerenderfgoedgemeente zal de IOED een cruciale rol opnemen, in essentie bij het uitvoeren van het nieuwe en aanzienlijke takenpakket m.b.t. archeologisch erfgoed dat vloeit uit de erkenning als onroerenderfgoedgemeente.
Een aantal taken en bevoegdheden zijn nieuw, wat het stadsbestuur extra mogelijkheden biedt om nieuw beleid te ontwikkelen en bestaande beleidsdoelstellingen te versterken. Organisatorisch zal dat de nodige aanpassingen vragen qua werkwijze, processen, taakverdeling en inzet van bestaande en nieuwe medewerkers. In de periode tussen de aanvraag in januari en de erkenning vanaf juli 2023 wordt daarvoor veelvuldig overleg voorzien met de betrokken diensten. Na de erkenning wordt een structureel ambtelijk overleg met alle betrokkenen opgezet om de geïntegreerde werking te garanderen en wordt ook de samenwerking met de IOED verder uitgebouwd en verankerd.
De beoogde erkenning start vanaf 1 juli 2023 maar dat betekent niet dat op dat moment alles operationeel moet zijn. Een groeipad voor eventuele hiaten is mogelijk. Zo beschikt Brugge over een vrij recente en dus uitgebreide inventaris van het bouwkundig erfgoed, die minister Diependaele uiterlijk in 2024 nog een laatste keer zal vaststellen. Daardoor is het bvb. niet nodig om op korte termijn in te zetten op het actualiseren van deze inventaris. Stad Brugge heeft meerdere adviesraden voor onroerend erfgoed en betrekt nu reeds vrijwilligers en erfgoedverenigingen bij haar werking, zodat de nodige tijd genomen kan worden om die onderlinge wisselwerking te optimaliseren. Verschillende medewerkers van Raakvlak, van de diensten Monumentenzorg & Erfgoedzaken en van Inspectie &Handhaving volgden de opleiding tot gemeentelijk verbalisant onroerend erfgoed en legden de test af. Vanaf 1 januari 2024 – wat de decretaal voorziene datum is – kan ook de verbaliserende taakstelling opgenomen worden.
Het agentschap Onroerend Erfgoed gaf tijdens diverse infosessies aan dat de aanvraag tot erkenning als onroerenderfgoedgemeente aantoont dat een gemeente wil investeren in het behoud en beheer van zijn onroerend erfgoed. Aangezien Stad Brugge reeds een decennialange traditie heeft in een gedegen beheer met bouwkundig erfgoed zal de investering beperkt zijn. Op vlak van bouwkundig erfgoed worden deze taken reeds grotendeels uitgevoerd. De dienst Monumentenzorg ziet het bijkomende takenpakket binnen het huidig personeelsbestand haalbaar, o.a. door interne taakverschuivingen en nauwere samenwerking binnen de cluster Omgeving om bijkomende werklast op te vangen. Voor archeologie is er een compleet nieuw takenpakket dat uitgevoerd zal worden door de Raakvlak: opvolging en handhaving van al het archeologisch onderzoek binnen Brugge (gemiddeld 80 onderzoeken per jaar), aktenames van archeologienota’s en deze bijhouden in een digitaal register, kwaliteitscontrole van archeologisch onderzoek en bewaken dat de Code van Goede Praktijk voor Archeologie en Metaaldetectie wordt nageleefd, toelatingen geven voor archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem, afbakenen van een Gebied Geen Archeologie (GGA ) en actief inventariseren van Archeologische Zones (AZ). Dit aanzienlijk nieuwe takenpakket zal gewaarborgd worden door een aan te stellen beleidsarcheoloog (1 VTE a-niveau) die in nauwe samenwerking met de andere diensten zal instaan voor een optimale integrale en geïntegreerde onroerenderfgoedwerking. Een nieuw en structureel overlegplatform moet ook de afstemming met de diensten Openbaar Domein en Inspectie & Handhaving garanderen i.f.v. het landschappelijk erfgoed en handhaving.
Jaarlijkse subsidie
Vanaf 2024 kan een erkende gemeente een jaarlijkse subsidie ontvangen voor de ondersteuning van de werking als onroerenderfgoedgemeente. Deze subsidiëring is nieuw en de aanvraag moet gelijktijdig met de aanvraag voor een erkenning gebeuren op uiterlijk 15 januari 2023. De aanvraag wordt gelijktijdig voorzien met de aanvraag voor de erkenning. Voor kunststeden zoals Brugge is een jaarlijkse en geïndexeerde subsidie van 90.000 euro voorzien. De subsidie mag enkel aangewend worden voor de financiering van eigen personeelskosten. Aanwerving van bijkomend personeel is geen verplichting. De aanvraag voor de subsidie bestaat uit een verklaring op eer waarmee de stad bevestigt dat de subsidie zal aangewend worden voor personeelskosten gelinkt aan het onroerenderfgoedbeleid. Het voorstel is om de ondertekening van deze verklaring op eer te delegeren naar de Algemeen Directeur.
De subsidie wordt in functie van de erkenningsaanvraag voorlopig ingeboekt op de budgetten van de cluster Omgeving als bijdrage in de personeelskosten. In functie van de aanpassing van het meerjarenplan zal dit verder uitgesplitst worden in verhouding tot de extra taken die verschillende diensten opnemen.
Uiterlijk op 30 april 2023 beslist de minister, op advies van het agentschap Onroerend Erfgoed, of hij de subsidie toekent. Als de subsidie goedgekeurd is, dient ten laatste op 1 november van 2023 een samenwerkingsovereenkomst met het agentschap afgesloten te worden. In de samenwerkingsovereenkomst worden de doelstellingen voor de onroerenderfgoedwerking van Stad Brugge vastgelegd voor de subsidieperiode 2024-2026 (drie jaar). De samenwerkingsovereenkomst en de subsidie vangen aan op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de subsidieaanvraag is goedgekeurd, in dit geval 1 januari 2024. In 2026 kan een nieuwe subsidieaanvraag ingediend worden voor de periode 2027-2032 (zes jaar). Het voorstel is om de ondertekening van deze samenwerkingsovereenkomst te delegeren naar de Algemeen Directeur.
De gemeenteraad neemt kennis van de erkenningsaanvraag als onroerenderfgoedgemeente en van de geïntegreerde beleidsvisie onroerend erfgoed.
Er wordt kennis genomen van de aanvraag voor een jaarlijkse en geïndexeerde subsidie te besteden aan personeelsmiddelen voor de werking als onroerenderfgoedgemeente. Indien deze middelen in een latere fase gebruikt zouden worden om bijkomend personeel aan te werven, dan dient dit opnieuw voorgelegd te worden aan het college.
De ontvangst van de subsidie en de daartegenover staande uitgave worden met de vierde aanpassing van het meerjarenplan opgenomen. In dezelfde aanpassing van het meerjarenplan wordt het actieprogramma gekoppeld in BBC.